De geschiedenis van het regiment (1945-1990)

Na 1945 stapte de genie een nieuw tijdperk binnen. De eerste prioriteit was de onafhankelijkheidsstrijd in Indonesië. Die duurde tot 1949. Op dat moment was de Koude Oorlog al begonnen: een periode van grote spanning tussen het vrije Westen en het communistische Oostblok.

Vergroot afbeelding Militairen bouwen een baileybrug.
De bouw van een Baileybrug. De 5e Genieveldcompagnie in het toenmalige Nederlands-Indië.

Indonesië onafhankelijk

Lange tijd was Indonesië een kolonie van Nederland. Het overzeese gebiedsdeel heette toen Nederlands-Indië. Tijdens de Tweede Wereldoorlog bezette Japan deze kolonie. De wederopbouw van de krijgsmacht aan het einde en vlak na de oorlog was vooral gericht op de bevrijding van Nederlands-Indië.

Japan capituleerde op 15 augustus 1945. Indonesiërs grepen dat moment aan om de onafhankelijkheid uit te roepen. Zij hadden genoeg van de Nederlandse overheersing. Op 17 augustus richtten zij de Republiek Indonesië op.

De Nederlandse krijgsmacht hoefde dus niet meer te vechten tegen de Japanse bezetter. In plaats daarvan vertrokken troepen naar ‘de Oost’ om het Nederlandse gezag te herstellen. Dat was het begin van een 4 jaar lange onafhankelijkheidsoorlog.

Genie in de Oost

In het uitgestrekte eilandenrijk zette Nederland een enorme troepenmacht in. Deze bestond uit eenheden van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (het KNIL), de marine en de landmacht. De eerste 2 operationele geniecompagnieën waren van het KNIL. Vanuit Nederland vertrokken nog meer compagnieën naar de kolonie. Een deel was gevuld met vrijwilligers, maar het ging veelal om dienstplichtige genisten: al met al zo’n 5.000 man, verdeeld over circa 20 genie-eenheden.

De genisten hadden in Indonesië hun handen vol aan het onderhoud van kampementen, het herstel van de wegen, brugslag en het opruimen van hindernissen. Vooral tijdens grote operaties was de inzet van de genie vaak cruciaal voor het verloop van de opmars.

Op 27 december 1949 kwam er een einde aan de vijandelijkheden tussen de Nederlandse troepen en de Indonesische strijders. Op deze datum droeg Nederland de soevereiniteit over zijn voormalige kolonie over aan Indonesië. Binnen enkele maanden waren de meeste genisten weer terug in Nederland.

Oost en West

De inmiddels losgebarsten Koude Oorlog vroeg onmiddellijk alle aandacht van de genie. Dat was geen echte oorlog, maar een periode waarin er grote spanningen waren tussen het vrije Westen en het communistische Oostblok. De krijgsmachten van beide kanten bereidden zich jarenlang voor op een grootschalig conflict.

In het Westen vond de militaire samenwerking vooral plaats onder de paraplu van de NAVO. Binnen deze organisatie waren de Verenigde Staten de machtigste partij. De landen van het Oostblok vormden in 1955 het Warschaupact. Dit werd aangevoerd door de Sovjetunie.

2 taken

De Nederlandse landmacht zou bij een treffen met het Oostblok 2 taken hebben: de verdediging tegen het Warschaupact in NAVO-verband en de zogenoemde territoriale verdediging.

Als gevolg van die tweedeling bestond de landmacht ook uit 2 delen. Het 1e Legerkorps zou in Noord-Duitsland, zij-aan-zij met andere NAVO-troepen, het gevecht aangaan met het Warschaupact. Een territoriale organisatie zou het Nederlandse grondgebied verdedigen en tevens vanuit Nederland ondersteuning bieden aan het 1e Legerkorps.

Vergroot afbeelding 1965. Militairen vullen zakken met zand. Prins Bernhard inspecteert de genisten.
Zandzakken vullen in Duitsland. Prins Bernhard inspecteert genisten van de 41e Pantserbrigade, 1965. (Foto: NIMH)

Oostwaarts

Aan het begin van de Koude Oorlog lag de NAVO-verdediging achter de IJssel en de Rijn. Langs de eerstgenoemde rivier bouwde de genie een ingenieuze waterlinie: de IJssellinie. In de loop van de jaren '50 en '60 schoof de NAVO-verdediging op naar het oosten. De IJssellinie verloor hierdoor haar waarde, maar voor de genie was er op andere plekken nog genoeg werk.

Achter de Weser en later achter de Elbe bereidde de genie de verdediging van het Nederlandse legerkorpsvak voor: brugvernielingen, mijnenvelden en hindernissen, veldversterkingen voor de gevechtseenheden. In de frontlinie moest de pantsergenie daarvoor aan de bak. In het achtergebied was dit het werk van de (ongepantserde) veldgenie. Zij ondersteunden ook de logistieke operaties van 1 Legerkorps (bases, wegenbouw). Dit scenario werd jaar in, jaar uit geoefend door de achtereenvolgende lichtingen dienstplichtigen.

Organisatie

De organisatie van de Koninklijke Landmacht stond in de jaren 1945-1949 volledig in het teken van inzet in Nederlands-Indië. Na afloop van dat conflict ging de organisatie van de landmacht op de schop. In 1950 werden bij de genie 2 regimenten opgericht:

  • het 1e Regiment Genietroepen (pioniers);
  • het 2e Regiment Genietroepen (pontonniers).

In 1952 kwam daar het 3e Regiment Genietroepen (pioniers) bij, maar dit was een kort leven beschoren: al in 1958 ging het op in het 1e Regiment. Op 1 januari 1972 ontstond het huidige Regiment Genietroepen na samenvoeging van de pioniers en de pontonniers.

De regimenten waren in het begin de opleidingseenheden. Hier kregen de dienstplichtigen hun basisopleiding. Op de verschillende geniescholen volgden zij daarna nog specialistische opleidingen. Vervolgens gingen de dienstplichtige genisten over naar parate eenheden: bij het legerkorps of de territoriale troepen. Hierna eindigde in de praktijk de dienstplicht. Herhalingsoefeningen werden wel gehouden, maar lang niet elke dienstplichtige genist werd daarvoor opgeroepen.

Val van Muur

De val van de Berlijnse muur op 9 november 1989 luidde het einde van de Koude Oorlog in. In de eerste jaren daarna moest de genie, net als de rest van de krijgsmacht, een grote omslag maken. In de eerste plaats verdween het ‘vertrouwde’ vijandsbeeld, terwijl elders in de wereld nieuwe conflicten ontstonden. In de tweede plaats kromp het leger enorm in. Ten slotte verdwenen ook de dienstplichtigen uit de krijgsmacht.