Toespraak PCDS vice-admiraal Boots bij jubileum IDEA

Toespraak van Plaatsvervangend Commandant der Strijdkrachten vice-admiraal Boudewijn Boots voor het IDEA-lustrum op 22 juni bij het Nederlands Veteraneninstituut in Doorn.

Geachte IDEA-listen en andere aanwezigen,

Ik weet dat ik jullie eigenlijk nóg niet mag aanspreken als IDEA-listen (Integrated Development of Entrepreneurial Activities). Officieel zijn jullie nog steeds NEC’er, leden van het Netwerk Economy and Commerce. Maar los van de mogelijke verwarring met de supporters van de Nijmeegse voetbalclub, moet ik toegeven dat IDEA-list inderdaad gewoon beter klinkt én toepasselijker is.

Maar jullie hebben niet voor niks zo hardnekkig aan jullie geuzennaam vastgehouden. De tekenaar van de traditiecommissie werkt op dit moment aan een nieuw embleem mét IDEA erop. Jullie mogen je dus binnenkort officieel IDEA-listen noemen. Dan weer een feestje!

Want vandaag vieren we al jullie 20-jarig jubileum. Van harte gefeliciteerd! Vanwege corona is dat 2 jaar uitgesteld, maar er zijn mensen die een 22e verjaardag op de 22e juni van 2022 ook een feestje waard vinden.

Jubilea zijn bij uitstek gelegenheden om terug én vooruit te kijken. Ik kreeg de vraag om iets te vertellen over het belang van reservisten voor de krijgsmacht van vandaag en morgen. Waar willen we de komende jaren naartoe met onze reservisten?

Maar voor een blik op de toekomst kan het ook interessant zijn om naar het verleden te kijken. In de Militaire Spectator verscheen in 1998 een stuk met de titel ‘Waar blijft het verkeer op de brug tussen krijgsmacht en bedrijfsleven?’

Eind 1997 was met de nodige tamtam het employer support-programma van start gegaan voor meer samenwerking. Daarna was er alleen weinig concreets van de grond gekomen. Tot teleurstelling van de schrijvers.

Daarom pleitten toenmalig luitenant-kolonel der fuseliers, Arie Vermeij en reserve-kapitein Bart Jan Geers voor meer verkeer tussen Defensie en het bedrijfsleven. Contacten tussen de krijgsmacht en het bedrijfsleven werden om verschillende redenen steeds interessanter genoemd. Bijvoorbeeld met het oog op arbeidsschaarste. Ook toen al.

Aan het einde van het stuk stond iets wat me opviel. Haast terloops opperden de schrijvers het volgende: “Wij zouden mogelijk ook gebruik kunnen maken van het (civiele) specialisme van deze reservisten.” Het benutten van de civiele kennis van reservisten was dus niet zo vanzelfsprekend als nu. Nu is dit een belangrijke meerwaarde van reservisten en dit aspect willen we in de toekomst nadrukkelijk verder uitbouwen.

Maar er waren meer dingen anders. Uit het stuk proef je wel enige urgentie, maar niet vanwege een gevoelde dreiging. Op zich niet gek. Het was 1998. De Twin Towers sierden de skyline van New York nog, ISIS was alleen een godin uit de Egyptische mythologie en Boris Jeltsin en Bill Clinton hadden een persconferentie gegeven met de armen om elkaars schouders en gierend van de lach.

Daarin zit dus een grote verandering: de wereldwijde veiligheidssituatie. Die is verslechterd op een manier die we destijds eigenlijk niet meer voor mogelijk hielden. Die verslechtering heeft een enorme impact en daarom konden we bijvoorbeeld 3 weken geleden een historische budgetverhoging en bijbehorende Defensienota presenteren. Als je mij bij mijn aantreden had gezegd dat we binnen 5 jaar op de NAVO-norm zouden zitten dan had ik gejuicht – maar je ook voor gek verklaard.

Door een optelsom van bedreigende gebeurtenissen zijn Nederland en Europa doordrongen van de noodzaak van een sterke krijgsmacht en het belang van geloofwaardige afschrikking. De opkomst van ISIS, de annexatie van de Krim, vluchtelingenstromen, de coronacrisis en nu de oorlog in Oekraïne. En dat heeft ook grote gevolgen voor de toekomst van jullie, onze reservisten.

We willen een meer wendbare en schaalbare krijgsmacht. Een krijgsmacht die flexibel en adequaat op elke dreiging kan reageren. We hebben geen keuze. We zijn van ‘wars of choice’ naar ‘wars of necessity’ gegaan. Daarvoor kunnen we niet zonder reservisten. Zij moeten zorgen voor schaalbaarheid. Als dat nodig is moeten we het langer kunnen volhouden, maar ook in een hoger geweldsspectrum. Daarvoor willen we toe naar een hele andere mix van reservisten en beroepsmilitairen. 1/3 reservisten, 2/3 beroepsmilitairen.

In 2014 hadden we 2.500 ‘deeltijdmilitairen’ en die werden vooral ingezet voor ceremonieel en af en toe bewakings- en beveiligingstaken. Op dit moment heeft de krijgsmacht meer dan 6.600 reservisten. Het reservistenbestand is getalsmatig enorm ontwikkeld, maar ook qua taken. Ze worden breed ingezet, van IT tot logistiek en tijdens missies.

Maar we willen dus nog veel meer reservisten. In 2035 moeten het er 20.000 zijn. Gelukkig is de animo om reservist te worden groeiend. Deels vanwege de Russische aanval op Oekraïne, maar vooral omdat grote bedrijven steeds meer hechten aan Corporate Social Responsibility, oftewel maatschappelijk verantwoord ondernemen. Iets terug doen voor de maatschappij waarin je je geld verdient. Dat geldt trouwens ook voor werknemers; die zoeken meer naar zingeving in hun werk.

Daarbij wordt nadrukkelijk aan veiligheid gedacht. Veiligheid draagt bij aan de veerkracht van de samenleving en zo ook aan een robuust zakelijk klimaat. Het betaalt zich dus terug.

Om de samenwerking met bedrijven te vergroten en zo professioneler te worden, praat Defensie met verschillende grote bedrijven. Het helpt daarbij dat ook partijen als de Algemene Werkgeversvereniging en het MKB positief tegenover reservisten staan. Er staan passages over in CAO’s en het komt zelfs terug in reclame-uitingen. Zo verwijst beveiligingsbedrijf G4S in zijn laatste wervingscampagne naar de combinatie met reservist-zijn.

Een ander belangrijk aspect voor Defensie, dat ook een prominente plek heeft in de Defensienota, is de verbinding van de krijgsmacht met de civiele samenleving. Met het opschorten van de dienstplicht zijn we daar toch enigszins van losgeraakt. Dat contact moet worden hersteld. Reservisten vormen daarvoor een prachtige brug.

Reservisten zorgen op veel vlakken voor winst. Ik spreek graag over een win-win-win-situatie. In de eerste plaats de reservist zelf. Die profiteert die van opleidingen, afwisselend werk en leerzame ervaringen.

De tweede winnaar zijn de bedrijven en (overheids)organisaties. Ook zij profiteren van de ervaringen en competenties van hun werknemers. Bijvoorbeeld op het gebied van leiderschap, maar ook fysiek en mentaal krijgen ze er fittere en veerkrachtige werknemers voor terug.

De derde ‘winnaar’ is Defensie. De krijgsmacht kan alleen met reservisten die schaalbare krijgsmacht van de toekomst worden. En ook voor Defensie geldt dat de krapte op de arbeidsmarkt ons raakt. We gaan de strijd niet aan met bedrijven, maar hebben een manier om allebei te profiteren.

Zo werken er bij het Defensie Cyber Commando veel mensen die in dienst zijn bij civiele bedrijven. Daar verdienen ze salarissen die wij ze niet kunnen betalen, maar bij ons doen ze ervaring op met bijzondere cyberveiligheidsvraagstukken die er toe doen. Ervaring waar die bedrijven ook weer voordeel van hebben.

Alleen maar winst dus. Toch zijn we nog ver verwijderd van ons ambitieuze doel. Er vallen nog te veel mensen af tijdens de keuring. Alleen al op fysieke basiseisen als een aantal keer opdrukken. Daar werken we aan door mensen beter voor te bereiden. Ook de opleidingsketen is nog niet klaar voor een grote toestroom. Als mensen maanden moeten wachten, terwijl ze bij de vrijwillige brandweer direct aan hun opleiding kunnen beginnen, dan raak je ze kwijt.

Als we een flexibele organisatie willen worden, dan moeten we zelf de daad bij het woord voegen. Daarom lopen er nu proeftuinen bij bevoorrading en transport en Command & Control-ondersteuning. We halen mensen direct na hun keuring binnen en ook zonder opleiding krijgen ze een effen groen pak. Geen volwaardig uniform nog, maar toch voelen mensen zich al opgenomen in een eenheid.

En dan is er nog de Nederlandse wet- en regelgeving die terughoudend is. Voor andere mogelijkheden kijken we naar landen die makkelijker reservisten kunnen inzetten, zoals de Scandinavische landen. Dat verschil heeft deels te maken met de gevoelde dreiging. Een Noors bedrijf kan niet zomaar ‘nee’ zeggen tegen een oproep. Een bedrijf mag bezwaar aantekenen, maar de beslissing is aan de overheid. In de praktijk gebeurt dat trouwens zelden.

Eigenlijk zou je een rode en oranje knop willen hebben voor meer schaalbaarheid en voortzettingsvermogen. De rode is het activeren van de noodwet. Dat gebeurt alleen in zeer uitzonderlijke situaties, zelfs niet tijdens de coronacrisis. Maar je wilt ook een niveau daaronder, oranje, met wat meer handelingsruimte.

Stel er is een crisissituatie en Defensie heeft extra chauffeurs nodig, dan moet je dat in eerste instantie zelf opvangen. Een transportbedrijf kan niet van de ene op de andere dag z’n chauffeurs afstaan. Maar als ze zich een aantal weken of maanden kunnen voorbereiden, is het al een ander verhaal. Daar staat tegenover dat Defensie bedrijven ook iets kan bieden. Bijvoorbeeld door mensen bij een laagconjunctuur tijdelijk in dienst te nemen, zodat ze niet meteen ontslagen hoeven te worden.

Dit soort zaken werken we verder uit. Over de invulling van zo’n ‘oranje-knop-scenario’ zijn prima afspraken te maken met werkgevers.

Het laatste wat we in de toekomst anders willen zien, heeft te maken met beeldvorming, imago, trots. In Scandinavië, maar ook in Amerika, Groot-Brittannië en Israël kijken mensen echt anders tegen militairen aan, maar ook tegen reservisten.

In Israël kennen ze de uitdrukking: ‘Wij hebben geen burgers. Alleen soldaten met 11 maanden verlof per jaar.’ Mannen moet er 3 en vrouwen 2 jaar in dienst. Daarna komen ze jaarlijks terug als reservist. Dat was een maand, maar is tegenwoordig afhankelijk van de functie. Want reservisten worden er voor alle functies ingezet en niet alleen tijdens plichtmatige herhalingstrainingen, maar echt bij operationele inzet.

Natuurlijk vraagt de situatie daar om een andere omgang met reservisten. Maar ook Zweden heeft op 10 miljoen mensen 22.000 reservisten. Finland is trouwens waarschijnlijk wereldrecordhouder, met het onwaarschijnlijke aantal van 900.000 reservisten op 5,5 miljoen mensen.

In deze samenlevingen is echt respect voor reservisten en worden ze gezien als ‘twice a citizen’. Dat heeft dus te maken met dreiging, maar ook geschiedenis. Wij waren door de eeuwen heen toch meer dominee of koopman en minder krijgsman.

Om te beginnen moet het reservist-zijn hier bekender worden. Daar hebben we jullie voor nodig, voor mond-tot-mondreclame. Maar we werken ook aan andere manieren, zoals meer zichtbaarheid. Laatst werd er midden in het centrum van Den Haag een nieuwe lichting beëdigd in aanwezigheid van de staatssecretaris en mij.

En het imago moet anders. Nu denken nog teveel mensen aan weekendsoldiers of Dad’s Army. Terwijl dat echt achterhaald is. Reservisten zijn volwaardige militairen met een breed takenpakket, die bijdragen aan de samenleving en voor hun werkgever unieke skills meenemen. Dat verdient meer aanzien.

Al met al hebben we nog een hele weg te gaan naar het doel in 2035. Gelukkig zijn we ook al flink opgeschoten sinds 1998. De komende jaren houden we deze richting aan, alleen in een hogere versnelling!

Hartelijk dank voor uw aandacht!