Speech Commandant der Strijdkrachten, generaal Onno Eichelsheim, Herdenking Nationaal Ereveld Loenen,

Zondag 4 mei, Loenen.

Goedemiddag.

Ik vind het altijd indrukwekkend om hier te zijn.

Om ons heen rusten duizenden Nederlandse oorlogsslachtoffers, die het verdienen dat we hun verhaal tot leven brengen.

En in minder dan 1 dag autorijden hier vandaan, vechten mannen en vrouwen in een grootschalige oorlog.

Er sneuvelen grote aantallen mensen, aan beide kanten.

Oorlog is terug in Europa.

En onze vrijheid is niet meer vanzelfsprekend.

Daarom moeten wij blijven herdenken.

We leren nog steeds van het verleden.

Van de verhalen over grenzeloos geweld en schokkende haat.

Én van de verhalen over opoffering, plichtsbesef en zorg voor elkaar.

Zoals Johanna Kloet-Kösters, die zich bekommerde om het lot van joodse Nederlanders, vooral kinderen.

Zij was huisvrouw in Amsterdam.

Haar gezin had meerdere onderduikers in huis.

In juni 1944 werden zij verraden en gearresteerd.

Johanna overleed in Dachau.

Zij werd begraven in een groot massagraf met zesduizend anderen.

Zestien jaar later werd Johanna geïdentificeerd en kreeg zij in Loenen eindelijk haar laatste rustplaats.

Haar pleegzoon zei later over haar: ‘Liefde geven was haar leven!’

…En juist dat liefde geven, werd haar dood.

…Er ligt hier in Loenen ook een jongetje van zes jaar: John Roedolf Meijers.

Hij dook onder met zijn ouders en zusje in ‘het Verscholen Dorp’: hutten op de Veluwe met meer dan 90 mensen.

Ze probeerden er daar het beste van te maken, met spelletjes en onderwijs voor de jongsten.

Op 29 oktober 1944 werd het Verscholen Dorp bij toeval ontdekt door twee SS’ers.

Een klein groepje joodse Nederlanders kon niet ontsnappen.

Stuk voor stuk werden zij gedood.

Johnnie zag het allemaal gebeuren, ook hoe zijn vader werd doodgeschoten…en hij werd als laatste van de groep vermoord.

Zinlozer geweld is nauwelijks voor te stellen.

Waarom kon Johnnie niet beschermd worden?

Waarom gingen mensen mee in geweld en haat?

Waarom keken ze weg?

En waren ze stil?

Ik vind het moeilijk om die vragen te beantwoorden.

En toch probeer ik te begrijpen waarom veel mensen toen een verkeerde keuze maakten – zowel Nederlandse burgers als militairen.

Nederlanders stonden zwaar onder druk.

Er was honger, armoede en angst.

Het was verleidelijk om zondebokken te vinden: joodse Nederlanders, Roma en Sinti, homoseksuele mannen en lesbische vrouwen.

Het zoeken naar zondebokken is van alle tijden.

Helaas ook van deze tijd.

In coronatijd stonden veel mensen voor elkaar klaar.

Maar het was lastig om dat lang vol te houden.

Toch moeten we het kunnen: ons niet laten verdelen, doorzetten, en voor elkaar blijven zorgen.

Met grote en kleine daden.

Als militair ben je gewend om als broeders en zusters voor elkaar te zorgen.

En net als echte broers en zussen vind je elkaar soms bloedirritant en zit je elkaar te jennen…

Maar als het er op aan komt, dan sta je voor elkaar klaar.

Je gaat samen situaties in die soms levensgevaarlijk zijn en je wilt er samen weer uitkomen.

Zorgen voor elkaar is een kwestie van leven of dood.

En dat is ook na de dood zo.

Onlangs is hier Jan Hendrik Hoiting bijgezet.

Hij kwam in 1983 om in Libanon en werd slechts 19 jaar.

Hij zal altijd jong blijven, terwijl zijn maten van toen inmiddels grijze haren krijgen.

Maar zijn maten vergeten hem niet.

Ze blijven hem herdenken.

Kijken jullie even achterom, naar de veteranen die achteraan staan.

Die zijn hier ook voor hun strijdmakkers die niet ouder worden.

En zo hoort het.

Brothers and sisters in arms.

En daar hoef je niet eens dezelfde nationaliteit voor te hebben.

Meer dan 80 jaar geleden staken Amerikanen en Canadezen de Atlantische Oceaan over om voor onze vrijheid te vechten.

Polen sprongen uit vliegtuigen boven Driel en Britten boven de Ginkelse Heide, om hun leven te wagen voor mensen die ze niet eens konden verstaan.

En ook tientallen Australiërs, Nieuw-Zeelanders en Tsjechen waren als vlieger actief boven Nederland.

Hadden de geallieerden ons toen niet als broeders gezien, dan waren wij nu niet vrij.

En ook vandaag zie ik broederschap die grenzen overstijgt.

De Nederlandse korporaal Rutger trainde al in 2022 een groep jonge Oekraïners.

Aan het einde van die training nam hij een tatoeage op zijn pols: ‘brât’, wat Oekraïens is voor ‘broeders’.

U weet dat ik mijn militairen heb geïnformeerd dat zij misschien ingezet worden binnen een internationale coalitie in Oekraïne, als er een bestand komt tussen Rusland en Oekraïne.

En dat wij ons gereed moeten stellen voor een directe bedreiging van het NAVO-grondgebied.

Samen met onze bondgenoten en partners moeten wij de vijand afschrikken.

En ook u bent onderdeel van deze afschrikking.

Hoe hoog de druk ook wordt, we moeten ons niet laten verdelen en geen zondebokken zoeken.

We moeten voor elkaar opkomen en voor elkaar zorgen.

Dat is wat ik leer van herdenken: hoe belangrijk het is om trouw te blijven aan ons verleden… en aan elkaar.

Dank jullie wel.