Melati-lezing Plaatsvervangend Commandant der Strijdkrachten

Toespraak bij de Melati-lezing door Plaatsvervangend Commandant der Strijdkrachten vice-admiraal Boudewijn Boots op 14 augustus 2022 in Den Haag.

Dames en heren,

Ik vind het een eer om u te mogen toespreken aan de vooravond van een bijzondere herdenking. De voorzitter heeft daar net al wat over verteld en ik hoop van harte – en daar ben ik ook wel van overtuigd – dat we dit jaar een nieuw en groter publiek zullen bereiken. Ik heb veel waardering voor de manier waarop de Stichting Nationale Herdenking 15 augustus 1945 steeds nieuwe initiatieven en manieren zoekt en vindt om meer mensen te betrekken bij deze herdenking. Neem bijvoorbeeld de krans van kunstenaar Willemien Nijman, bestaande uit honderden geborduurde Melati’s. Mensen konden hieraan bijdragen door zelf 1 of meerdere Melati’s te borduren met de ‘Melati doe-het-zelf-kit’. Het is dat mijn agenda nogal vol zat, anders had ik zelf ook nog wel naald en draad ter hand genomen…

De herdenking van morgen speelt zich af na een jaar waarin veel te doen was rondom ons Indische verleden. Onze geschiedenis is nooit ‘voltooid verleden tijd’ en dat geldt zeker ook voor deze periode. Het blijft ons bezig houden en we zien dat het leidt tot verhitte discussie en helaas soms ook tot verwijdering tussen groepen. Dan denk ik bijvoorbeeld aan de commotie rondom het gebruik van de term ‘bersiap’ bij de tentoonstelling ‘Revolusi! Indonesië onafhankelijk’ in het Rijksmuseum. De manier waarop het Rijksmuseum hiermee omging, is volgens mij een voorbeeld van hoe we met dit soort kwesties kunnen omgaan. Het museum legde de term bersiap uit en voorzag dit van historische context. Ook in het programma rond de tentoonstelling kwam dit aan de orde. Zo waren er rondleiders aanwezig om met mensen die daar behoefte aan hadden in gesprek te gaan en extra uitleg te geven. Dit onderdeel was overigens mede mogelijk gemaakt door het fonds.

Door deze zorgvuldige benadering was er ruimte voor gesprek. Om het verhaal vanuit meerdere perspectieven te blijven bekijken. En volgens mij is dat steeds weer de kunst en zit ‘m daar de crux. Om het gesprek met elkaar aan te gaan, juist nu, in een samenleving waarin de nuance soms ver te zoeken is.

In zekere zin geldt dit ook voor de welbekende ‘blauwe hap’, bedacht ik mij al enkele jaren geleden. Als marineman geniet ik hier (bijna) iedere woensdag van. Het is een geweldige traditie, maar inmiddels is de vraag valide of deze term niet racistisch uitgelegd zou kunnen worden? Of we deze term nou wel of niet zouden moeten gebruiken; laten we er in ieder geval het gesprek over voeren. Gezien de bijzondere band die de Koninklijke Marine van oudsher met de Indische gemeenschap heeft, vermoed ik overigens dat dit begrip nog wel even in zwang blijft, en, als nodig, het gesprek plaats kan vinden.

Uiteraard denk ik ook aan de presentatie van het onderzoek ‘Over de grens’, naar het Nederlands extreem geweld in de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog. Voor sommigen was het resultaat van dit onderzoek een vorm van erkenning. Ik begrijp dat. Anderen voelden zich weggezet als oorlogsmisdadigers. En vanuit het perspectief van onze veteranen is dit ook te begrijpen. In zijn 1e reactie noemde onze premier dat ‘heling begint bij waarheidsvinding – en bij het gesprek daarover’ en hij sprak de wens uit dat dit onderzoek een volgende stap gaat zijn in de gezamenlijke verwerking. En ik hoop van harte dat het zich inderdaad in die richting gaat ontwikkelen.

Hoe komt het dat ons Indische verleden nog altijd zoveel emoties oproept? Ik denk dat dit alles te maken heeft met het ontbreken van erkenning. Zoveel groepen hebben nooit erkenning gekregen voor datgene wat zij hebben meegemaakt tijdens de Tweede Wereldoorlog, de onafhankelijkheidsoorlog of de moeizame aankomst in Nederland. Het was te pijnlijk om over te praten en er was heel lang geen aandacht voor. Er wordt vaak gesproken over het ‘Indisch zwijgen’. Maar in feite hebben we het dan ook over het ‘Nederlands zwijgen’. We weten allemaal dat de Indische Nederlanders, Molukkers, veteranen en andere repatrianten niet met open armen werden ontvangen. Dat er decennia lang maar weinig oor was voor hun verhaal.

En ik ben geen psycholoog, maar als erkenning – of op z’n minst aandacht ervoor - uitblijft, dan heeft dit onherroepelijk effect en niet in positieve zin. Waren die verhalen jaren geleden al op tafel gekomen, dan lagen deze gebeurtenissen mogelijk nu niet meer zo gevoelig.

Gelukkig is er de laatste decennia op allerlei manieren meer aandacht gekomen voor ons Indische verleden. ‘Het zwijgen doorbroken’, is de titel van het boek dat oorlogsveteraan Felix Bakker in 2018 uitbracht. En die titel zegt volgens mij alles. Op allerlei manieren komen er de laatste jaren nieuwe verhalen boven water en zijn er initiatieven om hier erkenning aan te geven.

Ik noem 3 mensen die dit zelf hebben ervaren of hieraan meegewerkt hebben.

Als 1e denk ik aan het verhaal van Rachel de Vries en haar familie, haar Indisch-Nederlandse familie welteverstaan. Al jaren is zij vrijwilliger bij de Stichting Nationale Herdenking 15 augustus 1945. Zo is Rachel bijvoorbeeld actief als gastvrouw. Haar opa en vader zijn geboren en getogen op Banda Neira. Op 19 april 1942 werden de Banda-eilanden ingenomen door een Japanse marine-eenheid. Het gezin De Vries werd gevangen genomen en ze kwamen uiteindelijk gescheiden van elkaar terecht in 2 interneringskampen op Celebes. Over die periode heeft haar vader lang gezwegen. Op het moment dat zijn 2e vrouw overleed, stortte haar vader in en kwam alsnog het hele verleden los. Dat heeft Rachel ertoe gebracht om haar familiegeschiedenis uit te gaan zoeken, want haar opa had 4 broers die allemaal bij het KNIL zaten en in 1942 als krijgsgevangene naar verschillende plekken werden afgevoerd. Onder andere met de beruchte Hellships, waarover op dit moment een tijdelijke tentoonstelling is ingericht in Museum Sophiahof, hier in Den Haag. 2 broers moesten onder verschrikkelijke omstandigheden dwangarbeid verrichten aan de Birmaspoorweg. Een andere broer verbleef in verschillende kampen op Sumatra en werkte aan de Pakan Baroe-spoorweg. De laatste broer verbleef in een kamp op West-Java. 2 van hen kwamen om als gevolg van uitputting en ziekte. Vorig jaar oktober heeft de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht (IGK) op de Zwaluwenberg de verhalen van deze 5 broers verteld en aan 4 van hen postuum een Mobilisatie Oorlogskruis uitgereikt. Voor Rachel en haar familie was het een bijzondere en emotionele bijeenkomst. Juist ook omdat er na al die jaren erkenning was voor het leed en de pijn waar tot dan toe geen woorden aan waren gegeven.

Soms gaat het ook om eerherstel. Dat is wat Kirsten Goote-Vos en haar familie meemaakten. Misschien kent u haar als de oprichter van het platform Indisch 3.0. Dit verwijst naar derde en latere generaties Indische Nederlanders, die geen eigen herinneringen hebben aan de komst naar Nederland. Deze latere generaties hebben meer emotionele afstand tot de vaak pijnlijke ervaringen en kunnen vragen stellen die voor hun ouders en grootouders ondenkbaar waren. Overigens is Kirsten familie van Bol Kerrebijn, de KNIL-veteraan die lang een heel zichtbare rol had tijdens de herdenking. Kirsten heeft zich de afgelopen jaren verdiept in het verhaal van haar oudoom Paul Schönherr. Afgelopen april vertelde zij haar verhaal in Bronbeek. Haar oudoom was wachtmeester 1e klas der Cavalarie, actief als KNIL-adviseur bij het Eskadron Lijfwacht. Hij sneuvelde op 3 augustus 1947, 1 dag voor het einde van operatie Product. Onder verdachte omstandigheden. En juist dat maakte dit verhaal tot een soort familiegeheim.

Doordat Kirsten in 2016, bijna 70 jaar later, postuum een Mobilisatie Oorlogskruis én een Ereteken voor Orde en Vrede aanvroeg voor haar oudoom, ontdekte zij hoe het echt gegaan was. Was dit eerder bekend geweest, dan was haar familie veel verborgen verdriet bespaard gebleven. Op de Zwaluwenberg werd haar familie met alle egards ontvangen en de toenmalige IGK, generaal Bart Hoitink, sprak daar de woorden: ‘Wat er vandaag gebeurt, is eerherstel voor je oudoom’.

Als we het hebben over het ontbreken van erkenning, dan geldt dit zeker voor de Molukse KNIL-militairen en hun families. De 3e en laatste naam die ik noem is daarom die van Nona Jansen-Salakory. Eind juni ontving zij uit handen van Jaap Smit de Witte Anjerprijs. Al heel lang zet Nona zich met veel passie in voor meer erkenning en waardering, júíst voor deze groep. Zelf is zij de dochter van Stefanus Ririhena, die in 2018 tijdens de herdenking op 15 augustus voor het eerst een krans mocht leggen namens de Molukse veteranen.

Door de oorlog kwam Stefanus bij het KNIL terecht en vocht zowel tegen de Japanners als tegen Indonesische onafhankelijkheidsstrijders. Eenmaal in Nederland bleek de waardering hiervoor niet groot. In 1951 kwam hij met zijn gezin aan. Hier werd hij uit het leger ontslagen en zijn salaris stopte. Hij kreeg alleen een beetje zakgeld, 3 gulden per week. Een doekje voor het bloeden. Hij werd in Amersfoort opgevangen in het voormalige concentratiekamp en kwam daarna terecht in woonoord Vossenbosch bij Wierden. Daar werden zij overal buiten gehouden. Ook letterlijk, want dat kamp lag buiten het dorp. Zonder verwarming, alleen koud water en ze moesten alles lopend doen.

Op 1 juli bracht Koning Willem-Alexander nog een bezoek aan de Molukse Gemeenschap in Wierden. Hij was daar onder meer bij de ceremoniële overdracht van Monument Vossenbosch, waarmee er nu een blijvende herinnering is aan deze periode. Door het gebrek aan erkenning is Stefanus heel lang fel anti-Nederlands gebleven. Op een gegeven moment was hij zo kwaad op de Nederlandse regering dat hij zijn koffer met militaire spullen uit het raam gooide en vervolgens alles heeft verbrand.

Later werd hij milder en kwam er enige nuance. Zo liet hij bijvoorbeeld het volgende in veteranenmagazine Checkpoint optekenen – en ik citeer: “Ons verhaal als Molukse veteranen is niet een en al kommer en kwel. We voelen ons rijk doordat we nu 2 culturen met ons meedragen, de Molukse en de Nederlandse.” – einde citaat.

Pas veel later – en in feite veel te laat – kwam er erkenning en eerherstel. Ik noemde al 2018. In dat jaar ontving de IGK een groep Molukse KNIL-militairen. Vervolgens organiseerde het Veteraneninstituut op 28 mei van dat jaar een bijeenkomst voor deze groep, waarbij ook enkele hoge onderscheidingen werden uitgereikt. Niet lang daarna waren de Molukse oud-militairen bovendien eregast op de Nederlandse Veteranendag.

Stefanus is inmiddels 99 jaar oud en 1 van 8 nog in leven zijnde Molukse KNIL-militairen. Fotograaf Ton Toemen zette hen op de foto en op dit moment zijn de portretten van deze militairen te zien in Barak 1B van Nationaal Monument Kamp Vught. Ook dit is een prachtige manier om deze helden te eren en stil te staan bij de geschiedenis. Het vergroot het historische bewustzijn en maakt onze geschiedenis toegankelijk voor een bredere doelgroep.

Vanuit Defensie zetten wij ons op allerlei manieren in voor eerherstel en erkenning. Zo zijn er in 2021 ruim 50 KNIL-militairen alsnog postuum onderscheiden.

En doen we ons best om die op een waardige manier uit te reiken. Op de Zwaluwenberg, maar bijvoorbeeld ook bij het Regiment van Heutsz in Schaarsbergen waar op 22 juni jongstleden nog 17 postume onderscheidingen uitgereikt werden aan de nabestaanden van KNIL-militairen.

Dames en heren,

Ik denk dat deze verhalen duidelijk maken hoezeer het Indische verleden nog leeft en haar sporen trekt naar vandaag en morgen. De herdenking op 15 augustus is daarom nog altijd van grote waarde. Om stil te staan bij de verschrikkingen van de oorlog, maar ook om te beseffen op welke manier dit onze samenleving heeft gevormd. Wat mij betreft mogen we hier ook voor en na 15 augustus veel meer aandacht aan schenken. Bijvoorbeeld in ons geschiedenisonderwijs. Maar ook door in alle nuance met elkaar in gesprek te blijven en open te staan voor meerdere perspectieven. Door de stemmen te horen die door het Nederlandse en Indische zwijgen te lang niet gehoord zijn. En laten we vooral onze erkenning geven aan iedereen die de oorlog heeft meegemaakt of zich heeft ingezet in voormalig Nederlands-Indië en daar de gevolgen van heeft ondervonden.

Dank u wel.