Herdenking dodenspoorlijnen: 'Sta op voor menselijkheid en waardigheid'
3.800 Nederlandse krijgsgevangenen kwamen om bij de aanleg van de spoorlijnen Birma-Siam en Pakan Baroe. De slachtoffers werden vandaag herdacht op Landgoed Bronbeek. Minister Ruben Brekelmans verhaalde er onder anderen over Ed van de Logt, voor zover bekend de laatste nog levende Nederlandse dwangarbeider.
Ed was pas 17 jaar oud toen de Japanners hem krijgsgevangen namen. Drieënhalf jaar werkte hij aan de Birma-spoorlijn. Elke dag opnieuw moest hij 2 kubieke meter zand verplaatsen met niets anders dan een spade en een schep. Zelfs toen hij malaria kreeg, moest hij doorgaan totdat hij erbij neerviel. Zijn uniform versleet tot niets meer dan een lendendoek. Stokslagen waren nooit ver weg.
Bij terugkeer in Nederland wachtte hem geen warm onthaal. Integendeel. Een pijnlijk bewijs van hoe moeilijk het was om na zoveel ontberingen weer een plek te vinden.
Overgrootvader
Brekelmans sprak ook over zijn overgrootvader Hendricus Kroeders die in februari 1942 in Japanse handen viel. Dit nadat Hr.Ms. De Ruyter waarop hij was ingedeeld tijdens de Slag in de Javazee was getorpedeerd.
Dat najaar ging hij op transport naar Singapore. Dagenlang zat hij opgesloten in benauwde ruimten op de zogenoemde helleschepen. En vervolgens opeengepakt in veewagons op weg naar de jungle in Thailand.
Kroeders hakte er bomen, droeg houten bielzen, legde bruggen en werkte met blote handen aan een spoorlijn die gebouwd werd met mensenlevens. De dagen waren eindeloos, het voedsel schaars. Malaria, dysenterie en zweren waren aan de orde van de dag.
Brekelmans: “Mijn overgrootvader overleefde. Na de oorlog vond hij zijn vrouw terug die zelf tweeënhalf jaar met de kinderen in een vrouwenkamp had gezeten. Ze gaven hun verhalen door. Niet als aanklacht, maar als getuigenis van moed, kracht en liefde.”
Ontmenselijking
De verhalen van Ed, zijn overgrootvader en duizenden anderen tonen volgens Brekelmans hoe diep de ontmenselijking ging. “Het werktempo werd opgedreven tot het uiterste. De meeste dwangarbeiders stierven na een lang, ellendig lijden.”
De herinnering aan de slachtoffers verplicht ons niet weg te kijken, meent de minister. “Zij vraagt ons om solidair te zijn, om op te staan voor waardigheid en menselijkheid. Hier, en op andere plekken in de wereld. Dat is de opdracht die hun nalatenschap ons geeft en waarom wij blijven herdenken. En dat is waarom wij nooit mogen vergeten.”