Defensie geeft meer informatie vrij over Nederlandse luchtaanvallen en start onderzoek (Update)

Defensie opent een eigen onderzoek naar een nieuw vermoeden van burgerslachtoffers door Nederlandse wapeninzet tijdens de anti-ISIS coalitie. Dat schrijft minister Kajsa Ollongren vandaag aan de Tweede Kamer. De aankondiging van het onderzoek valt samen met het openbaar maken van nieuwe informatie over de meer dan 2.100 keer dat wapens zijn ingezet door Nederlandse F-16’s tijdens de anti-ISIS-coalitie. Dat gebeurde boven Irak en Oost-Syrië tussen 2014-2016 en 2018.

De nieuwe informatie betreft de datum, het tijdstip, de locatie, het type missie, het effect van weers- en terreinomstandigheden en eventuele bijzonderheden zoals nevenschade. De volledige lijst met deze informatie is te vinden op defensie.nl.

Update 30-03 17:15: Het Openbaar Ministerie heeft bekendgemaakt een feitenonderzoek te starten.

Nieuw vermoeden burgerslachtoffers

Defensie heeft op basis van dit nieuwe beleid medewerking kunnen verlenen aan een onderzoek van NOS en NRC. Deze media hebben 148 vermoedens van burgerslachtoffers door coalitie-inzet aan Defensie voorgelegd, met de vraag of er sprake was van Nederlandse betrokkenheid. Daarbij is één overeenkomst gevonden.

Op basis van de nieuwe informatie die dat heeft opgeleverd, start Defensie een onderzoek naar een nieuw vermoeden van burgerslachtoffers. Het gaat om een luchtaanval van 22 maart 2016 op een gebouw in de stad Mosul in Irak, dat volgens de anti-ISIS-coalitie door ISIS gebruikt werd als hoofdkwartier. Daarbij zouden volgens bronnen van NOS en NRC 7 burgerslachtoffers zijn gevallen.

Transparantie

Het openbaar maken van de nieuwe informatie is een van de acties uit het stappenplan burgerslachtoffers. Minister Ollongren: “Het openbaar maken van informatie over de Nederlandse wapeninzet in de luchtcampagne tegen ISIS is een belangrijke stap. Het vergroten van de transparantie over inzet hoort bij een toekomstbestendige Defensieorganisatie.”

Anti-ISIS coalitie

Nederlandse F-16’s waren tussen 2014-2016 en 2018 bijna dagelijks actief boven Irak en Oost-Syrië. Dit gebeurde samen met andere landen in de anti-ISIS-coalitie. Ze schakelden militaire doelen uit en ondersteunden de coalitietroepen op de grond.