1945-1960: Wederopbouw en de Koude Oorlog
Nederland komt verwoest en verarmd uit de oorlog. Vanaf 1950 kan Nederland pas echt aan de wederopbouw beginnen. Dit is na de oplossing van de Indonesische kwestie. Nederland profiteert hierbij van de in 1948 op gang gekomen Amerikaanse Marshallhulp. Bij zowel marine als landmacht doen zich belangrijke reorganisaties voor. Dat geldt ook voor de luchtmacht en de marechaussee. Zij nemen een steeds zelfstandiger positie in binnen de landmacht.
De decennia na de oorlog staan vooral in het teken van nieuwe wereldomspannende tegenstellingen. Tussen de westerse landen, verenigd in de NAVO (1949). En de communistische landen, verenigd in het Warschaupact (1955). Deze Koude Oorlog leidt tot een wapenwedloop tussen oost en west. Het zorgt meermalen voor gevaarlijke crises in de internationale politiek.
Wederopbouw en de Koude Oorlog
Overzicht gebeurtenissen
-
Periode 1945 - 1960
-
Na de Tweede Wereldoorlog is het nodig om de organisatie van het Ministerie van Oorlog en van de landmacht in het bijzonder aan te passen aan de vredesomstandigheden. De Britse organisatievorm geldt daarbij als voorbeeld.
Samenstelling legerleiding
De legerleiding bestaat uit de:
- Generale Staf (operationele bevoegdheden);
- kwartiermeester-generaal (aankoop en beheer materieel);
- adjudant-generaal (personeelszaken).
De chef van de Generale Staf is luitenant-generaal Hendrik Johan Kruls. Hij krijgt veel ruimere bevoegdheden dan zijn voorgangers van voor 1940.
Instellen Legerraad
Een andere vernieuwing in de vredesorganisatie van de landmacht is de instelling van de Legerraad. Deze adviseert de minister en coördineert het werk van de legerleiding.
Persoonlijke staf
Ook nieuw is dat de minister van Oorlog een persoonlijke staf krijgt. Ook wel een militair ‘kabinet’ genoemd. Chef van het kabinet is kolonel Michael Calmeyer.
-
Na de bevrijding in 1945 barst een strijd los rondom het politiebestel. Hierdoor ontstaat een discussie over de positie en taken van de Koninklijke Marechaussee. Een meerderheid van de marechausseeofficieren vindt dat de heropgerichte marechaussee vooral als militair onderdeel moet voortbestaan. Onder deze officieren is ook de eerste naoorlogse commandant kolonel mr. Wouter van den Hoek.
In het Politiebesluit van 8 november 1945 komt de marechaussee alleen voor in artikel 15. Dit regelt de levering van bijstand aan de politie. Op dat moment is de heroprichting van het Korps Politietroepen nog niet zeker. De marechausseeofficieren willen het alleenrecht krijgen over de militaire politiezorg. Zo willen zij de positie van de marechaussee veilig stellen. Dit gaat dan wel ten koste van de Politietroepen. Ook betekent het dat de Politietroepen moeten opgaan in de marechaussee.
En zo gebeurt het bij ministeriële beschikking van 22 maart 1946. De civiele politietaken van de marechaussee worden zo opgeofferd ten gunste van de militaire politiezorg.
-
De Admiraliteitsraad houdt zich bezig met alle belangrijke aangelegenheden voor het marinebeleid. Op 12 september 1945 was er al een eerste constitutionerende vergadering van de Admiraliteitsraad.
Samenstelling
De voorzitter van de Admiraliteitsraad is de minister van Marine. Verder behoren de chef van de Marinestaf, de chef Materieel en de chef Personeel tot de raad. In de loop der jaren breidt het aantal leden fors uit. Onder anderen met de staatssecretaris van marine en meer hoge militairen, zoals:
- de vlagofficier Marine Luchtvaartdienst;
- de commandant van het Korps Mariniers;
- het hoofd van de Marine Voorlichtingsdienst.
-
In 1947 is de aanstelling van een Chef Luchtmachtstaf. Dit vormt de eerste erkenning van de zelfstandige plaats voor de luchtstrijdkrachten in de Nederlandse krijgsmacht. De Chef Luchtmachtstaf valt direct onder de minister van Oorlog. Hij is nevengeschikt aan de Chef van de Generale Staf en de Chef van de Marinestaf.
In 1950 heeft de Chef Luchtmachtstaf 4 commando’s onder bevel:
- het Commando Luchtverdediging;
- het Commando Luchtvaartopleidingen;
- het Commando Luchtvaarttroepen;
- het Commando Magazijnen en Werkplaatsen.
Het laatste commando wordt een jaar later omgedoopt tot Commando Depots en Materieel Luchtmacht. In 1952 komt daar het Commando Tactische Luchtstrijdkrachten bij.
-
De Nationale Reserve bestaat uit vrijwilligers. De voornaamste taak is de bewaking en bescherming van objecten in Nederland.
Het kabinet houdt een communistische machtsgreep in Nederland voor mogelijk. Reden hiervoor is de toenemende dreiging van de Sovjet-Unie. Daarnaast is het grootste deel van de Nederlandse troepen in Nederlands-Indië. Dit vormt de concrete aanleiding tot de oprichting van de Nationale Reserve.
1 gecontroleerde organisatie
Het kabinet wil ook de verschillende paramilitaire, rechts-autoritaire organisaties in Nederland onderbrengen in 1 landelijke en door de overheid gecontroleerde organisatie. Bijvoorbeeld de Bijzonder Vrijwillige Landstorm en de Vereniging Volksweerbaarheid.
Weinig aanmeldingen
De aanmelding van vrijwilligers valt alleen tegen. Er blijft veel onduidelijk over de precieze taak en organisatie van de reserve.
-
Op 18 juni 1948 wordt bij Koninklijk Besluit bepaald dat het Wapen der Militaire Luchtvaart voortaan een luchtmachtvlag mag voeren. De presentatie van de vlag vindt plaats bij de viering van het 35-jarig bestaan van de Militaire Luchtvaart.
De uitreiking van luchtmachtvlag vind officieel plaats op 1 juli 1948. Dit is tijdens een plechtigheid op het Binnenhof in Den Haag. Op de luchtmachtvlag staat het ordeteken van Ridder der vierde klasse der Militaire Willems-Orde. Alle luchtmachtonderdelen voeren deze vlag bijna 18 jaar in ongewijzigde vorm.
-
Op 27 juni 1948 doet het straalvliegtuig zijn intrede bij de luchtmacht. Dit is al snel na de Tweede Wereldoorlog. Op die dag arriveert de eerste van 61 Gloster Meteors F.Mk.4 op Vliegbasis Twenthe. De nieuwste aanwinst beschikt over voor die tijd revolutionaire vliegtechnische mogelijkheden. Dit bewijst majoor Jan Flinterman in augustus 1949. Eerst weet hij het hoogterecord op 14.821 meter te brengen. Daarna zet hij het snelheidsrecord voor Nederlandse vliegtuigen op 953,1 kilometer per uur.
Introductie verbeterde Meteor
Tussen 1948 en 1951 worden op de bases Leeuwarden, Soesterberg en Twenthe 6 dagjagersquadrons opgericht. Elk squadron heeft 25 Meteors.
De productie van de verbeterde Meteor Mk.8-variant vindt vanaf 1949 in licentie plaats in Nederland en België. Deze order zorgt voor een snel herstel van de vliegtuigbouw in Nederland. Op 6 april 1954 draagt Fokker de laatste 2 Meteors Mk.8 over aan de Belgische en Nederlandse luchtmacht. Beide landen zijn dan al bezig met de productie van de opvolger. Dit is de Hawker Hunter-onderscheppingsjager, voorzien van pijlvormige vleugels en staartvlakken.
-
De oprichting van de NAVO is onder andere een reactie op de door de Sovjet-Unie ingezette blokkade van het vrije West-Berlijn. De Russen willen met die blokkade het door westelijke geallieerden bezette West-Berlijn bij Oost-Duitsland voegen. De toch al koele verstandhouding tussen de voormalige bondgenoten tegen nazi-Duitsland verslechtert. Uiteindelijk leidt dit tot wat bekend komt te staan als de Koude Oorlog.
Deelnemende lidstaten
Nederland hoort bij de 12 lidstaten van het eerste uur die zich in Washington verenigen. Zij willen gezamenlijk weerstand bieden aan grensoverschrijdende agressie. Maar ook aan de bedreigingen van de vrede, zoals de Russische communistische expansie.
Naast Nederland zijn lid:
- België;
- Canada;
- Denemarken;
- Frankrijk;
- Groot-Brittannië;
- IJsland;
- Italië;
- Luxemburg;
- Noorwegen;
- Portugal;
- de Verenigde Staten.
Op 15 januari 1955 treedt ook de Bondsrepubliek Duitsland toe. De komst van de NAVO heeft grote invloed op de organisatie en samenstelling van de strijdkrachten van de lidstaten.
Warschaupact
Op 14 mei 1955 richten de Sovjet-Unie en 5 Oost-Europese landen het Warschaupact op. Hiermee creëren zij een communistische militaire tegenhanger van de NAVO.
-
De Militaire Luchtvaart neemt binnen de krijgsmacht een steeds belangrijkere plaats in. Daarvoor is aanpassing van de organisatie nodig. Dit leidt tot de instelling van de Luchtmachtraad in 1949. Dit is naar voorbeeld van de Legerraad van de landmacht en de Admiraliteitsraad van de marine. Voortaan worden hierin alle luchtmachtaangelegenheden besproken. De Luchtmachtraad heeft ook de taak om de politieke leiding te adviseren over de te volgen koers.
-
Al voor de Tweede Wereldoorlog beschikt de Nederlandse krijgsmacht over vrijwilligers die vliegbewegingen in de gaten houden. In 1921 worden zij verenigd in het Vrijwillig Landstormkorps Luchtwacht. Bij de Duitse aanval in 1940 geven de vrijwilligers ongeveer 16.000 meldingen door. Een deel hiervan is gewoon op de radio te horen. Ook na de oorlog zijn vrijwilligers welkom. Vooral voor de waarneming van laagvliegende toestellen die niet door de radarstations kunnen worden opgepikt.
Oprichting Korps Luchtwachtdienst
In 1950 wordt daarom het Korps Luchtwachtdienst (KLD) opgericht. Naast waarnemingen van laagvliegende toestellen, geeft het KLD informatie over de lokale situatie en het weer. Het gros van het KLD bestaat uit vrijwilligers die onder een relatief kleine staf werken. Er zijn in het begin 8 luchtwachtgroepen:
- Deventer;
- Amersfoort;
- Breda;
- Alkmaar;
- Rotterdam;
- Leeuwarden;
- Groningen;
- Eindhoven.
De opheffing
Op het gebied van luchtruimwaarneming zijn er veel technische ontwikkelingen. Hierdoor worden de diensten van het Korps op een gegeven moment overbodig. Op 1 juni 1968 worden de laatste 2 nog functionerende luchtwachtgroepen in Leeuwarden en Alkmaar ontbonden. Zo houdt het KLD op te bestaan.
-
De oprichting van de Koninklijke Luchtmacht is in 1953. De Groep Lichte Vliegtuigen blijft na deze oprichting deel uitmaken van de Koninklijke Landmacht. Maar de luchtmacht vliegt met de vliegtuigen van dit zelfstandige onderdeel. Ook zorgen zij voor het onderhoud.
Taken
Het takenpakket van de Groep Lichte Vliegtuigen bestaat onder andere uit:
- verkenning;
- gewonden vervoeren;
- aanvoer en afvoer van proviand en materieel naar de grondtroepen;
- verbindingen onderhouden tussen de commandoposten en de soldaten in het veld;
- VIP’s vervoeren;
- noodhulp verlenen bij calamiteiten.
Begin 1953 bewijst het onderdeel zijn waarde tijdens de watersnoodramp in Zeeland.
-
Tussen 1950 en 1961 krijgt de Nederlandse krijgsmacht voor bijna 4,5 miljard gulden aan militaire steun van de Verenigde Staten. Door het uitbreken van de Korea-oorlog neemt de hulpverlening toe. Deze hulpverlening hoort bij het Mutual Defence Assistance Program. Daarnaast is al in 1948 een economisch hulpprogramma gestart: de Marshallhulp.
De militaire hulp bestaat voor een groot deel uit (soms verouderd) militair materieel, reservedelen en voorraden. Strikte voorwaarde is dat de hulp de opbouw van de verdediging in NAVO-verband ten goede komt. Ook ondersteunen de VS de opbouw van de Nederlandse Defensie-industrie. Dit doen zij door orders te plaatsen in de scheepsbouw, de vliegtuigbouw (Fokker) en de voertuigindustrie (DAF).
-
De Defensienota 1950 vormt de blauwdruk voor de wederopbouw van de Koninklijke Landmacht. Er kan een serieus begin gemaakt worden met de wederopbouw nu de Indonesische kwestie is opgelost. Het plan voorziet in de invoering van de Amerikaanse organisatievorm en van Amerikaanse tactische instructies.
Het betekent een hele nieuwe vredesorganisatie van de landmacht. Er komen veel nieuwe regimenten. De opbouw gaat voortvarend. Binnen een paar jaar moet de landmacht over 3 (mobilisabele) divisies beschikken. Dit staat in het Legerplan 1950 uit eind 1948. Later komt het ambitieniveau zelfs op 5 of 6 divisies.
-
Communistisch Noord-Korea valt op 25 juni 1950 Zuid-Korea binnen. De Verenigde Staten nemen het initiatief om de communistische aanval af te slaan. Zij doen dit onder de vlag van de Verenigde Naties (VN). Ook vragen zij de leden van de VN om troepen. Nederland stuurt als eerste de torpedobootjager Hr.Ms. Evertsen naar Korea. Daar valt de jager onder de Amerikaanse ‘7th Fleet’.
Daarna valt het besluit ook grondtroepen te sturen. Luitenant-kolonel Marinus den Ouden wordt de commandant van het Nederlands Detachement Verenigde Naties (NDVN). Het NDVN bestaat uit vrijwilligers en telt veel Indië-veteranen. Op 26 oktober vertrekt het NDVD uit Nederland en het arriveert 23 november 1950 in Zuid-Korea. Het wordt ingedeeld bij Amerikaanse eenheden van de ‘2nd Division’ en neemt intensief deel aan de soms zeer zware strijd.
Zowel de Evertsen als de militairen van het NDVN worden diverse malen afgelost. Ook na de wapenstilstand die op 27 juli 1953 wordt getekend. In oktober 1954 keert het NDVN terug naar Nederland. Het laatste Nederlandse fregat, Hr.Ms. Van Zijll, volgt kort daarna. In totaal dienen bijna 5.000 Nederlandse militairen in Korea. 125 van hen komen om.
-
De landmacht krijgt een eigen vrouwenkorps onder bevel van reservemajoor A. Halbesma. Vrouwen kunnen op dit moment nog niet in beroepsdienst. Dat kan wel in 1954. Daarmee is de integratie van de vrouw in de landmacht weer een stap verder.
Voorgeschiedenis
De oprichting van de MILVA kent een lange voorgeschiedenis. Op 20 december 1943 is de oprichting van het Vrijwillig Vrouwen Hulpkorps in Londen. In 1944 wordt het omgedoopt tot Vrouwen Hulpkorps (VHK) en in khaki-uniform gekleed. De taak van het VHK is om maatschappelijke hulp te verlenen aan de burgerbevolking in oorlogstijd. Vanaf november 1944 werken de VHK’ers in België, Noord-Brabant en Zeeland. Nog voor de bevrijding wordt het militair rangenstelsel bij het korps ingevoerd.
-
Nog voordat de luchtmacht in 1953 een zelfstandig krijgsmachtdeel wordt, is er al sprake van een Luchtmachtvrouwenafdeling (Luva).
Belangrijk werk
Vanaf 1 november 1951 kunnen vrouwen als militair in dienst bij de luchtstrijdkrachten. Sinds de beginjaren van de militaire luchtvaart verrichten vrouwen belangrijk werk in diverse disciplines en functiegebieden. Bijvoorbeeld bij de gevechtsleiding, verkeersleiding en meteorologische dienst.
-
Tijdens de Koude Oorlog leveren de Nederlandse luchtstrijdkrachten binnen de NAVO een belangrijk aandeel. Namelijk in de verdediging van West-Europa tegen de strijdkrachten van het Warschaupact. Alle wapensystemen worden hierbij ingezet. In het bijzonder de geleide wapens en de jachtvliegtuigen.
De oprichting van het Commando Tactische Luchtstrijdkrachten (CTL) in 1952 heeft te maken met deze belangrijke rol van de luchtmacht. De tactische eenheden gaan opereren in de ‘Second Allied Tactical Air Force’ (2ATAF). Dit wordt binnen de NAVO bepaald. De leerling-vliegers voor deze squadrons krijgen hun opleiding in de Verenigde Staten.
-
De oprichting van de staf is de eerste stap tot de vorming van 1 Legerkorps (1 Lk). Dit is het veldleger dat de kern vormt van de Nederlandse landmachtbijdrage aan de NAVO-troepenmacht. De bedoeling is om 1 parate divisie te formeren en 4 mobilisabele. Dat blijkt te hoog gegrepen.
Vanaf 1957 richt Nederland zich op een minder groot korps. In de loop van de jaren '60 bestaat 1 Lk uit 2 parate divisies (1 en 4 divisie) en 1 mobilisabele divisie (5 divisie). Het legerkorps maakt deel uit van de ‘Northern Army Group’ (NORTHAG) van de NAVO-strijdkrachten in Europa.
-
In de nacht van 31 januari op 1 februari is er een stormvloed in combinatie met springtij in de Noordzee. Deze stuwt het water met orkaankracht op tot ruim 4,5 meter boven Normaal Amsterdams Peil (NAP). Grote delen van Zeeland, West-Brabant en Zuid-Holland komen na dijkdoorbraken onder water te staan. De natuurramp kost 1.836 mensen het leven.
Inzet vliegtuigen en helikopters
De luchtmacht en de Marine Luchtvaartdienst zetten vliegtuigen en helikopters in. Zij evacueren onder meer overlevenden en vervoeren hulpgoederen naar de getroffen gebieden. Vlieghulp komt ook van België, Canada, Denemarken, Groot-Brittannië, Italië en de Verenigde Staten.
Inzet marinematerieel en -personeel
Mijnenvegers, sleepboten, ander marinematerieel en marinepersoneel worden ook ingezet.
Inzet landmachtmilitairen
De landmacht zet 15.000 militairen in om de gevolgen van de watersnoodramp op te vangen. Hun werkzaamheden bestaan uit:
- dijken dichten en versterken;
- mensen en vee redden en evacueren;
- wegen herstellen;
- slachtoffers bergen.
8 landmachtmilitairen komen hierbij om.
Deltawerken
Om een herhaling van de watersnoodramp te voorkomen, worden aan de Zeeuwse en Hollandse kust de dijken verhoogd en andere waterbouwkundige projecten uitgevoerd. Al deze kostbare verbeteringen van de kustbescherming worden samengebracht onder 1 noemer: de Deltawerken. De volledige uitvoering van de Deltawerken duurt bijna een halve eeuw.
Video: Interview oud-genist over zijn inzet bij de Watersnoodramp
Wij lagen te slapen en om 5 uur werden we gewekt. En de eerste gedachte was bij ons: dit is een oefenalarm. En toen kwam dus de generaal Puffius, die was toen gouverneur van de KMA, en die kwam met z'n historische woorden: Er is ons een grote ramp geschied. Op pad, steunverlening en veel succes, veel sterkte. Het was eigenlijk één grote chaos. Maar, heel eerlijk, we vonden het ook spannend.
Er waren in die tijd geen verbindingen. Er was nauwelijks iets bekend, dus wij zijn achterin de 3-tonners, in 4 detachementen, zijn we naar het rampgebied gebracht. Golven, water en wind. Met een paar man ging je onderweg. We hadden maar heel weinig bootjes. Maar er zijn ook mensen, die hebben wadend door het water mensen gedragen. En ook dat was eigenlijk levensgevaarlijk. Ik denk dat we in die tijd heel erg flink waren en dat we dingen deden die we eigenlijk niet voor mogelijk hielden. Vergeet niet, wij waren 19 jaar.
Er waren ook boeren, en die zeiden: Wij hoeven niet gered te worden, want dit is Gods woord. Ik blijf wel hier, maar neem in ieder geval mijn varkens mee. Ja, dat was triest, maar aan de andere kant, je was al weer met het volgende bezig. De eerste 4 dagen zijn we bezig geweest met mensen redden. En toen tienduizenden zandzakken gevuld in een 3-ploegenstelsel, 24 uur per dag, 7 dagen lang.
Internationaal heeft die ramp ook een hele grote indruk gemaakt. De genietroepen van Frankrijk, Engeland, Amerika, Duitsland, België, die zijn allemaal hier ingezet voor deze watersnoodramp. Het feit dat dat een immense militaire organisatie, operatie geweest is. Ik denk dat die in vredestijd nog nooit zo groot is geweest als toen.
Als je later, dus jaren later, collega's tegenkwam dan was het niet de vraag: Wanneer ben je opgekomen, maar: Ben je van voor of na de watersnood. -
Sinds 1953 is de Koninklijke Luchtmacht (KLu) een zelfstandig krijgsmachtdeel. Tot 1953 hoort de luchtmacht bij de landmacht onder de naam Nederlandse Militaire Luchtvaart. De formatie van een afzonderlijke Luchtmachtstaf is al in 1947. De voorbereiding voor een zelfstandige luchtmacht komt eind jaren '40 in een stroomversnelling. Oorzaak is vooral de communistische expansie vanuit Oost-Europa.
Daarnaast is tijdens de Tweede Wereldoorlog overtuigend aangetoond dat het luchtwapen ook zelfstandig kan opereren. Ook hebben belangrijke NAVO-partners als Groot-Brittannië al langer zelfstandige luchtmachten. Het belang van een organisatorische gelijkvormigheid binnen de NAVO is dan ook een belangrijk argument voor een zelfstandige luchtmacht in Nederland.
De ceremonie
De bekroning van het proces naar zelfstandigheid vindt plaats in maart 1953. Dit is vooruitlopend op het 40-jarige jubileum van de militaire luchtvaart in Nederland. Koningin Juliana geeft de militaire luchtvaart de status ‘Koninklijk’ en de ‘zolang begeerde en gewenste zelfstandigheid’. Zij doet dit bij Koninklijk Besluit van 11 maart 1953.
-
Het besluit om een nieuwe marinehaven in Den Helder te bouwen valt in 1949. Voor de locatie wordt een stuk wad ten oosten van de oude haven aangewezen. Het havencomplex heeft een zwaaikom van 580 meter breed en 15 landingspieren langs de kaden. De haveningang krijgt een breedte van 300 meter. Het nieuwe haventerrein staat met 2 bruggen in verbinding met de vaste wal.
Stukvaren van een lint
De opening van het westelijk deel van de rijkszeehaven Het Nieuwe Diep is op 2 juli 1954. De opening verloopt symbolisch. Vliegkampschip Hr.Ms. Karel Doorman vaart over een door de havenmond gespannen lint stuk. In de nieuwe marinehaven kunnen alle marineschepen een ligplaats krijgen. In 1958 is de bouw klaar.
-
Sinds 1948 is de United Nations Truce Supervision Organisation (UNTSO) in het Midden-Oosten actief. Dit is een waarnemingsmissie van de Verenigde Naties. Het houdt toezicht op de naleving van het bestand van 11 juni 1948 tussen Israël en zijn buurlanden.
Nederlandse officieren maken vanaf 1956 deel uit van de waarnemingsteams. Het aantal waarnemers dat Nederland jaarlijks aan UNTSO ter beschikking stelt, varieert in de loop der jaren. Tussen 1965 en 1995 zijn het er 15 per jaar.
-
In 1958 wordt het vliegkampschip Hr.Ms. Karel Doorman na een ingrijpende modernisering opnieuw in dienst gesteld. Dit schip (ex-HMS Venerable) is van de Britse marine overgenomen. Het doet al sinds 1948 dienst bij de Koninklijke Marine. De verbouwing begint in 1955. De uitvoering is in handen van de werf Wilton Fijenoord in Schiedam. Het is vooral de bedoeling om het schip geschikt te maken voor straaljagers.
De vernieuwde Karel Doorman wordt de kern van de Nederlandse vloot. Maar ook het mobiele ‘vliegveld’ voor de Seahawk-straaljagers, Avenger anti-onderzeebootvliegtuigen en Sikorsky-helikopters. In 1968 wordt het schip uit dienst gesteld en verkocht aan Argentinië. Daar doet het van 1969 tot 1997 dienst als ARA Veinticinco de Mayo.
De Karel Doorman is het tweede vliegkampschip met deze naam. Tussen 1946 en 1948 beschikte de marine al over een in de Tweede Wereldoorlog omgebouwde vrachtvaarder (ex-HMS Nairana), ook van Britse herkomst.
-
Door de samenvoeging van het ministerie van Oorlog en dat van Marine ontstaat het ministerie van Defensie. Van 1928 tot 1941 zijn beide ministeries ook in 1 ministerie gevestigd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog is er weer sprake van een opsplitsing. Vanaf 1949 vallen de beide ministeries onder dezelfde minister. Die heet vanaf 1956 minister van Defensie. Toch blijven de departementen nog gescheiden tot 1959.
-
De elektronisch bestuurde luchtdoelraket (geleide wapen) doet zijn intrede bij de Koninklijke Luchtmacht. Dit leidt tot de vorming van de eerste Groep Geleide Wapens. In de jaren daarna worden nog 4 groepen geleide wapens opgericht.
Linie tegen mogelijke luchtmachtaanvallen
Vanaf 1960 tot 1995 vormen geleide wapens de eerste linie tegen mogelijke luchtaanvallen vanuit Oost-Europa. Duizenden luchtmachtmilitairen zijn gestationeerd in West-Duitsland. Zij zijn onderdeel van de NAVO-luchtverdedigingslinie die van de Oostzee tot Zwitserland loopt.
Uitgerust met geleide raketten, Nikes, Hawks en later Patriots, worden zij in staat geacht om een grootscheepse verrassingsaanval af te weren. Binnen 5 minuten moest een raket kunnen worden afgevuurd, 24 uur per dag, 7 dagen per week. Op deze ijzeren regel is geen uitzondering mogelijk.
Huisvesting
De Nederlandse militairen wonen in West-Duitsland. De beroepsmilitairen wonen met hun gezin in een Nederlandse woongemeenschap en de dienstplichtigen op de kazerne.
Jaarlijkse oefening op Kreta
De Groepen Geleide Wapens oefenen jaarlijks, onder meer op de NAMFI Range (NATO Missile Firing Installations) op Kreta. Dit is voor de Annual Service Practice. Tijdens deze oefening vuren zij echte raketten af.
-
De eerste kernwapens (kernkoppen) in ons land zijn voor de Honest John. Dit is een niet-geleide raket met een kaliber van 762mm. Het heeft een bereik van 30 kilometer en is bestemd voor de bestrijding van gronddoelen. 109 Afdeling Veldartillerie in de legerplaats bij ’t Harde wordt als eerste uitgerust met de kernwapens. Kort daarna volgt 119 Afdeling Veldartillerie in Steenwijkerwold.
NAVO-strategie
De invoering van kernwapens ligt in het verlengde van de NAVO-strategie van ‘massale vergelding’ (massive retaliation). Hiertoe is al op 16 december 1957 besloten. Dit leidt onder meer tot de stationering van kernwapens in Europa.
-
Bij de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië in 1949 heeft Nederland een voorbehoud gemaakt over Nieuw-Guinea. Dat blijft voorlopig in Nederlandse handen. Maar Indonesië beschouwt het gebied als een onderdeel van het land en eist het op. Indonesische troepen ondernemen infiltratiepogingen in Nieuw-Guinea.
Troepen sturen
Vanaf 1958 versterken landmacht- en luchtmachteenheden de al in Nieuw-Guinea aanwezige onderdelen van Koninklijke Marine. Zij zijn sinds 1955 verantwoordelijk voor de verdediging van de kolonie.
Overdracht aan Indonesië
De troepensterkte wordt vooral sinds 1960 opgevoerd, onder andere met dienstplichtige militairen. Het komt tot een aantal gewapende confrontaties, maar een grootschalig treffen blijft uit. Nederland en Indonesië komen op 15 augustus 1962 tot een overeenkomst. Via een periode van tussenbestuur door de Verenigde Naties is op 1 mei 1963 de overdracht aan Indonesië.
In totaal dienen tussen 1950 en 1962 meer dan 30.000 Nederlandse militairen in Nieuw-Guinea. 9 Nederlandse en 6 Papoea-militairen sneuvelen. Een groter aantal komt door ziekte of een ongeval om het leven.
-