1814-1914: De krijgsmacht overzee
Na 1814 wordt een deel van de voormalige bezittingen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) in Indië omgevormd tot een kolonie. Met diverse veldtochten wordt het gebied ‘gepacificeerd’.
De krijgsmacht overzee
Overzicht gebeurtenissen
-
Periode 1814 - 1914
-
De Molukse bevolking komt onder leiding van Thomas Matulesia in opstand. Tegenwoordig is Matulesia in Indonesië bekend als de vrijheidsheld Pattimura. De bevolking protesteert tegen de terugkeer van het Nederlandse gezag, nadat de koloniën in de Franse tijd in Britse handen waren gevallen.
Opstand neergeslagen
Nederlandse troepen moeten onder leiding van majoor Beetjes de opstand bedwingen. Zij worden op het eiland Saparoea in de pan gehakt. In november slaagt een nieuwe troepenmacht onder schout-bij-nacht Arnold Adriaan Buyskes er in de opstand neer te slaan. Beide kanten voeren met grote hardheid strijd.
Verrassingsaanvallen
De Molukkers profiteren behendig van het terrein en tonen zich meesters in de verrassingsaanval. Zij blijken bovendien te beschikken over voor die tijd moderne handvuurwapens. Amerikaanse, Chinese en Britse handelaren en schippers hebben deze wapens ingevoerd.
Economische oorlogsvoering
De Nederlandse troepen treffen de bevolking hard door de dorpen, boomgaarden en gewassen systematisch te vernielen. Economische oorlogvoering blijft in de rest van de eeuw een vast kenmerk van de koloniale strijdmethode.
Matulesia opgehangen
Nederland bezegelt de overwinning door Matulesia op te hangen. Hoffelijk tot het laatst, spreekt hij staande onder de galg de legendarische woorden: ”slamat tinggal, tuan-tuan”. Ofwel “Ik wens U een prettig achterblijven, heren”.
-
Prins Diponegoro uit Djokjakarta ontketent een opstand tegen het Nederlandse gezag op Java. Hij weet dit te doen met een conservatief en islamitisch programma. De bevolking ziet hem als de ratu adil. Dit is een messiasfiguur uit de Javaanse mythologie die de ongelovigen zal verjagen en een rechtvaardig bestuur zal vestigen. Heel Midden-Java valt in handen van de prins.
Nederlands gezag wankelt
De Nederlandse troepen onder bevel van luitenant-generaal Hendrik de Kock weten met de grootste moeite stand te houden. Het Nederlandse gezag wankelt. Pas in het derde oorlogsjaar slaagt De Kock er in een succesvolle strategie te ontwikkelen. Hij weet Diponegoro in het defensief te dringen. Dat doet hij door een stelsel van forten (bentengs) aan te leggen. Daarmee kan De Kock het gebied controleren en beveiligen. Ook formeert hij mobiele colonnes die intensief patrouilleren.
Bevolking kiest Nederlandse kant
De les van deze campagne is dat het gaat om de beheersing van de bevolking. En niet om verovering van gebied, zoals in Europa meestal het geval is. Door de succesvolle campagne van beveiliging slaagt De Kock er in het economisch leven te herstellen. Hierdoor kiest de bevolking de Nederlandse kant en laat Diponegoro vallen.
-
Tijdens de eerste maanden van 1830 raakt Diponegoro steeds meer ingesloten. Diponegoro geeft sinds 1825 leiding aan een opstand van de Javanen tegen het Nederlandse gezag. Het merendeel van zijn commandanten en troepen deserteert of loopt over. Uiteindelijk rest hem de overgave.
Einde Java-oorlog
Na 5 jaar strijd is de Java-oorlog afgelopen. De oorlog heeft aan 15.000 koloniale militairen het leven gekost. Aan Javaanse kant zijn vermoedelijk 200.000 doden gevallen. Heel Midden-Java ligt er verwoest bij. De Javaanse samenleving wordt ‘gedemilitariseerd’ en onder Nederlandse controle gebracht.
-
Op 4 december 1830 besluit gouverneur-generaal Johannes van den Bosch om het leger in de Oost los te maken van de strijdkrachten in Nederland. 2 jaar later bekrachtigt Koning Willem I dit besluit.
Naamswijziging
In 1836 krijgt het leger de status Koninklijk, maar gebruikt die in de praktijk niet.
Minister van Koloniën Hendrikus Colijn is zelf oud-KNIL-officier. Bijna een eeuw later, in 1933, voert hij de status Koninklijk door. Vanaf dat moment is de naam van het leger: Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL).
Opheffing KNIL
Op 26 juli 1950 is de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië. 6 maanden later wordt het KNIL opgeheven.
-
De expeditie naar Bali bestaat uit 1.800 man, 3 batterijen artillerie en 30 marineschepen. Toch slaagt de troepenmacht er niet in om de Balinese vesting Djagaraga bij Singaradja aan de noordkust te veroveren. De expeditie moet de vorsten van Bali onderwerpen aan het Nederlandse gezag. Eerder hadden de vorsten van Bali verdragen gesloten met het koloniale bestuur. Deze verdragen leefden zij niet na.
Nederlandse troepen verdreven
De 8.000 Balinezen vechten met handvuurwapens en lansen. Zij verdedigen hardnekkig de sterke vesting, die van 60 kanonnen is voorzien. Zij weten de Nederlandse troepen te verdrijven.
-
De 2 expedities naar Bali van 1846 en 1849 mislukken. Vervolgens gaat generaal-majoor Andreas Michiels in 1849 met een legermacht van 10.000 man en 90 schepen naar Bali. Hij slaagt er in de Balinezen te verslaan.
Stoomschepen
De inzet van stoomschepen blijkt enorme voordelen te bieden bij de pacificatie. De moesson hindert de stoomschepen niet. Daarom kunnen zij makkelijk versterking aanvoeren en gewonden afvoeren. Voor de kust wordt een blokkade gelegd en de landingstroepen krijgen permanent rugdekking door scheepsgeschut vanaf zee.
Overlijden Michiels
Michiels overlijdt aan zijn tijdens de strijd opgelopen verwondingen. Hij is een van Indies meest befaamde ijzervreters. 11 jaar na zijn dood treedt hij de Nederlandse literatuur binnen als generaal Vandamme in Multatuli’s ‘Max Havelaar’.
Luitenant-generaal Jan van Swieten neemt het commando over en brengt de vorsten tot onderwerping.
-
In Zuidwest-Borneo begint het koloniale leger een veldtocht tegen de zogenoemde Chinese kongsi’s. Dit zijn een soort ‘republiekjes’ van Chinese immigranten. Zij houden zich in hun streek bezig met landbouw en goud delven. Zij leven op gespannen voet met de inheemse bevolking.
Verovering hoofdstad
Zonder veel moeite veroveren de koloniale troepen de hoofdstad Montrado. De Chinezen steken deze stad daarna in brand. Daarna zetten zij de strijd voort in de vorm van een guerrilla in de omliggende jungle en bergen.
Kongsi's definitief verslagen
Na 4 jaar onophoudelijk patrouilleren weet het KNIL de kongsi’s definitief te verslaan. Het succes is vooral te danken aan de tactiek van de lokale commandant majoor Augustus Andresen. Hij deelt de strijdmacht op in kleine eenheden van 20 man. Zij kunnen met hun lichte bewapening en bepakking diep in het binnenland doordringen. Met succes achtervolgen zij zo de vijand.
-
De eerste Boni-expeditie is gericht tegen de opstandige vorstin van Boni. Nederland zet daarbij een flink aantal oorlogsschepen in. Aan boord hebben zij een grote expeditionaire macht, inclusief een landingsdivisie van de marine. De schepen bereiken 17 februari de oostkust van Boni op Celebes. Op de rede van Badjoa gaan zij voor anker.
De ingezette landingen hebben succes. Op 28 februari wordt de hoofdplaats van de opstandelingen, Watampone, bestormd en verbrand. De vorstin van Boni moet vluchten. Door de uitbraak van een cholera-epidemie raken de landingstroepen erg verzwakt. In maart moeten zij zelfs de expeditie staken. De schepen keren vanaf de rede van Badjoa terug naar Soerabaja.
De tweede Boni-expeditie leidt in december 1859 wel tot de volledige onderwerping van het vorstendom Boni.
-
In Zuidoost-Borneo komt de bevolking van het sultanaat Bandjermasin in opstand. Het Nederlandse gezag houdt namelijk een onrechtmatige en zwakke sultan in het zadel wegens de belangrijke kolenwinning. Nederland had namelijk een contract gesloten met de sultan voor de kolenwinning.
Strijd
Het terrein is bijzonder ontoegankelijk. De dichte jungle en de vele rivieren en kreken maken steun van de marine echt nodig. De marine vaart met stoomschepen de rivieren op. Zij bombardeert kampongs en zet afdelingen infanterie aan wal voor patrouilles en vernieling van dorpen.
Op 27 december 1859 overrompelen opstandelingen Zr.Ms. Onrust en moorden de bemanning uit.
Onder Nederlands gezag
Het sultanaat Bandjermasin wordt in juni 1860 opgeheven. Bandjermasin komt onder Nederlands bestuur.
-
De Dienst Gouvernementsschoeners en -kruisboten wijzigt in Gouvernements Marine en krijgt een zelfstandige chef. Haar belangrijkste werkzaamheden bestaan uit politie- en transportdiensten. Ook is de Gouvernements Marine beschikbaar voor de civiele autoriteiten.
Beschikbaar voor militaire diensten
De Gouvernements Marine in Nederlands-Indië moet in tijd van oorlog of oorlogsgevaar militaire diensten verrichten. Dit is een Koninklijk Besluit uit 1929. Ook in andere buitengewone omstandigheden kan de Gouvernements Marine aangewezen worden voor militaire diensten. De gouverneur-generaal beoordeelt dit.
Militarisering 1939-1942
Ruim 10 jaar na de afkondiging van bovengenoemd Koninklijk Besluit is er daadwerkelijk sprake van militarisering van de Gouvernements Marine. De militarisering op 2 september 1939 betreft enkele tientallen schepen met in totaal ongeveer 1.300 bemanningsleden. Op 1 maart 1942 wordt de militarisering van de Gouvernements Marine ingetrokken.
-
Bij het Traktaat van Londen van 1824 heeft Nederland zich verplicht om de onafhankelijkheid van het sultanaat van Atjeh te respecteren. In 1871 krijgt Nederland van Groot-Brittannië de vrije hand om op te treden tegen Atjeh. Overvallen van zeerovers en ruzies over havenrechten schaden de veilige doorvaart van buitenlandse handelsschepen door de Straat van Malakka.
In 1873 vinden 2 grote landingen plaats. Daarbij wordt een groot beslag gelegd op de oorlogsschepen voor het vervoer van landingstroepen. Hierbij hoort onder andere een detachement mariniers onder bevel van kapitein Floris van Braam Houckgeest.
Eerste landing mislukt
De eerste landing mislukt jammerlijk. De koloniale troepen kunnen zich maar 9 dagen in Atjeh handhaven. De troepen hebben te kampen met zware gewapende tegenstand. En de militairen zijn onvoldoende voorbereid aan hun taak begonnen. Op de zesde dag van de veldtocht sneuvelt de commanderend officier, generaal-majoor Johan Köhler.
Tweede landing
De tweede landing leidt tot de verovering van de kraton maar niet tot de volledige onderwerping van hele gebied. Het ouderwetse idee om het gebied te kunnen onderwerpen door de kraton (paleis) van de sultan te veroveren, blijkt voor Atjeh niet op te gaan. Ook na annexatie van Atjeh in 1874 gaat de strijd verder.
Blokkade kust
In de strijd tegen Atjeh hebben tientallen marineschepen meerdere taken. Zij assisteren bij de landingen en brengen voedsel en drinkwater over voor de eigen troepen. Ook worden zij langdurig ingezet voor een volledige blokkade van de kust. Zo hoopt het Nederlandse bestuur de invoer en uitvoer van goederen en wapens te kunnen controleren. Daarmee wil zij de aan Atjeh onderhorige staatjes tot onderwerping dwingen. Ook ondersteunt de marine de landingsdivisies vanaf zee.
In 1893 gaat de blokkade over in een scheepvaartregeling. Hierdoor wordt onder beperkende voorwaarden een vrije vaart mogelijk.
-
Het koloniale leger treedt 5 jaar lang defensief op. Daarna start het koloniale leger een nieuw offensief tegen de Atjeeërs. Onder commando van kolonel Karel van der Heijden trekken 3 kolonnes van het KNIL Groot-Atjeh binnen. Dit is het gebied dat direct achter Kota Radja ligt.
Veldtocht
Van der Heijden dringt tot ongeveer 30 kilometer landinwaarts door. Zijn benoeming tot generaal-majoor vindt plaats tijdens de veldtocht die tot augustus 1879 duurt. Maar ook deze verwoestende veldtocht brengt de Atjeeërs niet op de knieën. Van der Heijden laat een bezettingsmacht van 6.000 militairen achter.
-
In de archipel van Soeloe bestaat al erg lang zeeroverij en slavenhandel. In de loop van de 19e eeuw breidt dit zich uit tot een ware plaag. Om de zeeroverij en slavenhandel te bedwingen zet Nederland op strategische plaatsen in de archipel permanent stationsschepen in.
Veel haalt dat overigens niet uit. De marineschepen zijn met hun rookpluimen al van verre te herkennen. De zeerovers zijn bekend met kreken en waterlopen langs de kust waardoor ze vaak buiten schot blijven. Bovendien treden lokale heersers niet tegen hen op en maken zich ook aan dezelfde praktijken schuldig.
Toch worden er wel successen geboekt. In de zomer van 1880 patrouilleert Zr.Ms. Sindoro voor de noordoostkust van Borneo. Daar treft zij bij de kampong Bengawang verschillende verdachte prauwen op de wal aan. Na inspectie blijkt dat in een van de huizen slaven zijn opgesloten.
Gijzeling
De commandant van de Sindoro is de luitenant-ter-zee der 1e klasse Cornelis Marinkelle. Hij is een zeer ervaren Indiëganger. Tijdens de eerste Atjeh-expeditie in 1873 ontving hij de Militaire Willems-Orde. Na de inspectie van de kampong Bengawang neemt hij 2 hoofden van de kampong in gijzeling aan boord.
Beide mannen worden vervolgens op 3 juni geruild tegen een grote groep van:
- 22 zeerovers en slavenhandelaren;
- 34 slaven en slavinnen;
- 2 kinderen;
- de zoon van een zeerover;
- de zuigeling van een slavin.
-
Om de beveiliging binnen de geconcentreerde linie in Atjeh te verbeteren, richt Nederland het 'Korps Marechaussee te voet' op. Dit korps staat onder commando van Europese officieren. Voor de helft bestaat het uit Ambonese soldaten en voor de andere helft uit Javaanse. Het is de taak van de marechaussees de Atjese vijand op te zoeken en uit te schakelen.
Ontstaan elitekorps
Uit dit bewakingskorps groeit in de jaren na 1890 een elitekorps. Dit specialiseert zich in een offensieve verrassingstactiek. Ook voert het intensieve patrouilles uit tot diep in de jungle. Het korps neemt in de strijd tegen de Atjeeërs het voortouw.
Lichte bewapening
De marechaussees zijn licht bewapend, met klewang en karabijn. Hierdoor kunnen zij zich snel verplaatsen in de jungle. De karabijn is een lichtgewicht (3,5 kilogram) en kort (95 centimeter) repeteergeweer. Het is bij uitstek geschikt voor de doorgaans kleine inheemse militairen. Zij hanteren het liefst de klewang, die in 1898 bij het korps wordt ingevoerd.
Uiteindelijk zal het KNIL in zijn geheel het nieuwe tactische concept van de marechaussees overnemen. Vanaf 1912 is de marechaussee-karabijn het standaardvuurwapen van alle inheemse militairen van het KNIL.
-
De ambitieuze majoor Joannes van Heutsz is in 1851 geboren in Coevorden. Hij publiceert een artikel in het Indisch Militair Tijdschrift. Dit is het toonaangevende maandblad van de Indische officieren. Het artikel gaat over de strijd in Atjeh die nu bijna 20 jaar duurt.
Johannes van Heutsz bekritiseert de defensieve aanpak, zoals die naar voren komt in de geconcentreerde linie. Hij pleit voor een krachtig offensief. Hij benadrukt dat het vooral een kwestie is van mentaliteit en moreel. Het leger moet volgens hem weer laten zien dat het wil en kan vechten en dat het de Atjeeërs ‘de voet op den nek’ zal zetten.
In 1893 verschijnt het artikel als brochure, met de titel ‘De onderwerping van Atjeh’. Deze markeert, net als de oprichting van het Korps Marechaussee, een mentaliteitsverandering in het officierskorps van het KNIL.
-
Balinese troepen openen bij verrassing de aanval op een kampement van het KNIL bij Mataram op het eiland Lombok. Balinese vorsten besturen dit eiland. Generaal-majoor Jacobus Vetter en zijn KNIL-eenheden landen in juli om het eiland onder Nederlands gezag te brengen.
Overhaaste terugtocht
De verrassingsaanval op het kampement en de hevige strijd van 2 dagen, leiden tot een overhaaste terugtocht. Het kost het KNIL honderden doden en gewonden. De Indische journalist Pieter Brooshooft spreekt van het ‘verraad van Lombok’. In Nederland nemen mensen deze kreet al snel over.
De dramatische gebeurtenis zorgt voor een ommekeer. In de politiek en in het militaire beleid in Indië. Politici en militairen zijn er nu van overtuigd: Nederland moet Indië snel helemaal veroveren en de rust herstellen.
Bestorming en bezetting
Op 18 november van hetzelfde jaar bestormt het KNIL Tjakranagara en bezet Ampenan. Zij krijgen hierbij steun van marinetroepen. Enkele dagen later geeft de vorst zich over. Met zijn familie wordt hij overgebracht naar Batavia. Zijn bezittingen worden in Nederland in het Rijksmuseum tentoongesteld als de ‘Lombokschat’.
-
Kolonel Johannes Benedictus van Heutsz voert voor het eerst zelf een grote expeditionaire macht aan tegen de Atjeeërs. De aanpak die hij in zijn artikel heeft bepleit kan hij nu zelf in praktijk brengen. Hij beschikt over ongeveer 3.000 militairen en een even groot aantal ondersteunend personeel.
Krachtige verrassingsaanval KNIL
Met grote snelheid trekt hij door Pedir, een landstreek in het noorden van Atjeh. Hij achtervolgt de Atjese strijdgroepen tot ver in het binnenland. De marechaussees spelen hierbij de hoofdrol. Het KNIL blijkt onder leiding van Van Heutsz in staat te zijn een krachtig verrassingsoffensief met succes te kunnen uitvoeren. Ook al leidt deze contraguerrilla niet meteen tot het einde van de oorlog.
-
Een laatste offensief breekt het verzet. Dit leidt tot de verovering van Batoe Iliq aan de noordoostkust. De Atjese aanvoerder panglima (krijgsheer) Polim geeft zich over aan kapitein Hendrikus Colijn. Met de overgave van de laatste nog op vrije voeten zijnde verzetsleider is de Atjeh-oorlog zo goed als afgelopen.
Zware verliezen
De oorlog heeft aan beide kanten een zware tol geëist. Vermoedelijk zijn minstens 60.000 Atjeeërs omgekomen. Dit is ongeveer 10% van de bevolking. Aan Nederlandse kant zijn 2.000 militairen gesneuveld. Minstens 10.000 komen om door ziekte en verwondingen.
-