1568-1648: In opstand tegen Spanje
De oorsprong van de Nederlandse zeemacht ligt in de 15e eeuw. Om de handel en scheepvaart te beschermen is een maritieme defensie nodig. Eerst heeft deze een plaatselijk of zelfs particulier karakter.
Kooplieden en bestuurders van havensteden handelen op eigen initiatief en nemen defensieve maatregelen. Bijvoorbeeld het in konvooi varen en de bewapening van koopvaardijschepen. Zo houden zij buitenlandse concurrenten, piraten en kapers van het lijf. Ook reiken stadsbesturen of landsheren ten tijde van oorlog kaper- of commissiebrieven uit. Schippers hebben hierdoor toestemming om schepen van de tegenstander buit te maken.
In opstand tegen Spanje
Overzicht gebeurtenissen
-
Periode 1568 - 1648
-
Maximiliaan van Oostenrijk vaardigt de Ordonnantie op de Admiraliteit uit. Hiermee richt hij voor het eerst een permanente marineorganisatie voor de Nederlanden op. Daarom is 8 januari 1488 de stichtingsdatum van de Nederlandse marine.
Maximiliaan regelt zo voor het eerst de defensie op zee. Hij draagt de bescherming op aan een admiraal als plaatsvervanger van de vorst. De admiraal van de zee of admiraal-generaal van de Nederlanden krijgt uitgebreide bevoegdheden. Zo verkrijgt hij de jurisdictie in alle zeezaken en bepaalt hij de uitrusting van oorlogsschepen. Maar de Ordonnantie zorgt alleen niet voor een effectief marinebeleid. Het eigenzinnige Hollandse zeegewest blijft buiten de admiraal om zelf oorlogsvloten formeren.
-
De eerste veldtocht van Willem van Oranje vindt plaats op Nederlands grondgebied. In verschillende provincies worden invallen uitgevoerd. Het doel is een volksopstand te ontketenen tegen het Spaanse gezag. De graven Adolf en Lodewijk van Nassau vallen met 3.000 infanteristen en 300 ruiters het noorden binnen. Op de vaandels staat ’nunc aut nunquam’. Dit betekent nu of nooit en is tegenwoordig het motto van het Korps Commandotroepen.
Bij Heiligerlee in de buurt van Winschoten komt het tot een veldslag. De troepen van de Spaansgezinde Friese stadhouder Arenberg verliezen deze slag. Graaf Adolf sneuvelt. De slag is gewonnen, maar de veldtocht niet. Het komt niet tot een algemene volksopstand.
-
De watergeuzen zijn vrijbuiters, onder wie veel verarmde edellieden, die leven van zeeroof. Willem van Oranje ronselt ze voor deelname aan de opstand en vormt een soort marine. Onder aanvoering van Willem van Lumey, graaf van der Mark, veroveren 1.200 geuzen Den Briel. Dit doen zij bij verrassing met een vloot van 26 schepen. Korte tijd later veroveren zij Vlissingen en Veere.
De verovering van Den Briel is het sein voor het uitbreken van een algemene opstand die snel om zich heen grijpt. Het grootste deel van de Hollandse steden sluit zich aan. Willem van Oranje wordt stadhouder van Holland. De Spaanse landvoogd Alva bereidt een groot tegenoffensief voor.
-
De Spaanse troepen van Don Frederik (de zoon van Alva) belegeren met 13.000 man Haarlem. Haarlem is op dat moment een strategisch gelegen vestingstad tussen de Noordzee en het IJ. Het beleg vormt het begin van een hevige strijd om de Hollandse vestingsteden.
De Haarlemse burgers (mannen en vrouwen) verdedigen de stad met grote verbetenheid. Dit geldt ook voor het garnizoen onder commando van de heldhaftige watergeus Wigbold Ripperda. Aanvoerster van de Haarlemse vrouwen is Kenau Simonsdochter Hasselaar. Zij verrijkt de Nederlandse taal met het woord ‘kenau’.
De stad valt uiteindelijk door uithongering in Spaanse handen. De overwinnaars onthoofden het garnizoen en talloze burgers. Anderen verdrinken zij in het Spaarne. Ook de triomferende belegeraars zelf betalen een hoge prijs met 5.000 doden. Zij sterven vooral door ziekte, ontberingen en verwondingen.
-
'Van Alkmaar begint de victorie’, luidt het bekende historische gezegde. Spaanse pogingen om de stad met stormaanvallen in te nemen mislukken. Dankzij de inzet van het garnizoen onder bevel van watergeus Abraham Cabeljauw.
De opstandelingen zetten de omgeving van de stad onder water. Hierop trekt het leger van Don Frederik zich terug. Het mislukte beleg is een zware tegenslag voor Alva.
-
Na de val van Haarlem is de verslagenheid bij de opstandelingen groot. Maar in Amsterdam viert men feest om '’t naburig vuur dat gebluscht was'. Ook rekenen de Spanjaarden erop snel het Noorderkwartier (Noord-Holland) te heroveren.
Landvoogd Alva overziet vanuit Brussel de legeroperaties. Hij toont zich mild en spaart Haarlem. Maar dat pakt averechts uit. Alva verbiedt de Spaanse soldaten de plundering van Haarlem, waarna zij aan het muiten slaan. Ook eisen zij hun achterstallige soldij.
Alkmaar had geluk. De stad was het volgende doelwit van het Spaanse heroveringsoffensief. Maar zij ontloopt door de muiterij een eerste Spaanse aanval en krijgt de kans zich te versterken. “Nog nooit”, schreef een radeloze Alva, “is mij zoiets overkomen!”.
Kooplieden en bestuurders van havensteden handelen op eigen initiatief en nemen defensieve maatregelen. Bijvoorbeeld het in konvooi varen en de bewapening van koopvaardijschepen. Zo houden zij buitenlandse concurrenten, piraten en kapers van het lijf. Ook reiken stadsbesturen of landsheren ten tijde van oorlog kaper- of commissiebrieven uit. Schippers hebben hierdoor toestemming om schepen van de tegenstander buit te maken.
Vloot in ruil voor lening
De Brusselse schatkist is leeg. Madrid te ver weg om snel geld naar de Nederlanden te halen. Alva trekt daarom persoonlijk naar Amsterdam om het geld voor de muitende troepen van de stad te lenen. Het stadsbestuur is hem maar wat graag ter wille. Want Alva belooft een vloot in de Zuiderzee te brengen in ruil voor een lening. Deze vloot opent de zeegaten weer voor de Amsterdamse schepen.
Don Frederik trekt voor de tweede keer naar Alkmaar op. Hierna zeilt plaatsvervangend stadhouder Maximiliaan de Bossu, graaf van Vlaanderen, op 12 september 1573 de Amsterdamse haven uit. Hij vertrekt met een vloot van 12 schepen en 6 jachten 'in ’t gesigt van Alva en een groote menighte van papen en munneken'. Alva in hoogst eigen persoon heeft de naam van het admiraalsschip bedacht: de Inquisitie. Als Spanjaard had hij beter moeten weten dan de stier een rode lap voor te houden.
De Spaanse schepen hebben tot ieders verbazing geen enkele hinder van de versperring van afgezonken wrakken bij Schellingwoude. Dit komt door de hoge waterstand. De Spanjaarden bereiken zo ongestoord de Zuiderzee.
Op 5 en 6 oktober komt het tot een eerste treffen met de Hollandse vloot. Deze staat onder bevel van de burgemeester van Monnickendam, admiraal Cornelis Dirkszoon. Zijn bijnaam is Poppedamme. Na hevige gevechten verliezen velen het leven. Zowel Bossu’s viceadmiraal Van Boshuysen als Cornelis Dirkszoon krijgen een kogel in de arm. De strijd eindigt onbeslist.
De Hollanders vallen 5 dagen later opnieuw aan. Nu bereikt Dirkszoon het admiraalschip wel. Al snel enteren de Hollanders met 3 schepen de Inquisitie. De overige Spaanse schepen slaan op de vlucht. Zij laten Bossu in de steek. Deze houdt met zijn bemanning benedendeks nog een hele nacht stand tegen een enorme overmacht van Hollanders. Zij bestoken de Spanjaarden met geweervuur, stenen en ongebluste kalk.
De volgende ochtend geeft Bossu zich met 200 man over. De Hollanders halen de Inquisitie triomfantelijk binnen. Zij ontridderen en ontwapenen Bossu. Hij belandt in de gevangenis. En is lange tijd het mikpunt van de Hollandse spot. 3 jaar later komt hij vrij en sluit zich bij de zaak van Oranje aan.
Keerpunt in de strijd
Op 11 en 12 oktober 1573 is de slag op de Zuiderzee. Dit is het keerpunt in de strijd tegen de Spaanse overheersing. 3 dagen eerder was Don Frederiks tweede aanval op Alkmaar in het water gevallen. Dit keer letterlijk. Het extreem natte Hollandse najaarsweer zorgde voor enorme wateroverlast. Het Spaanse leger maakte zich in schuiten, zwemmend en wadend uit de voeten.
De vloot keert met de staart tussen de benen en zonder admiraal, terug in de Amsterdamse haven. Alva is op dat moment nog in de stad. Hij is verpletterend verslagen. Een dag na de zeeslag schrijft hij het stadsbestuur van Amsterdam. Hij deelt mee dat zijn aanwezigheid in Brussel dringend nodig is en maakt zich uit de voeten. Op 29 oktober draagt hij daar het bewind over de Nederlanden over aan Requesens.
-
Vergeefs beleg van Leiden door de Spaanse generaal Valdez. De bevolking lijdt honger maar houdt vol. Wel sterven er 6.000 burgers van de honger. De opstandelingen zetten het platteland rondom Leiden onder water. De Spaanse troepen vertrekken halsoverkop wanneer het water hun laatste bolwerk de Lammenschans bedreigt. De bevolking treft op de verlaten Lammenschans alleen nog potten met dampende hutspot aan. Door deze overwinning blijft het gewest Holland voortaan vrij van Spaanse troepen.
Leiden viert jaarlijks op 3 oktober het Leids ontzet met een groots stadsfeest. De eerste keer deden de Leidenaren dat in 1890. Zij eten dan onder andere een hutspotmaaltijd.
-
De 17 gewesten sluiten een overeenkomst om de Spaanse troepen te verdrijven. De Staten-Generaal krijgen het opperbevel over de gezamenlijke troepenmacht, het ‘Staatse leger’.
Dit vertoon van eendracht gaat 3 jaar later alweer verloren. De zuidelijke en de noordelijke provincies sluiten dan elk een aparte unie. De Unie van Atrecht en de Unie van Utrecht. Hierdoor wordt een tweedeling in de toekomst onvermijdelijk.
-
De Franse katholiek Balthasar Gérard (in Nederland altijd Gerardts genoemd) vermoordt Willem van Oranje in het Prinsenhof te Delft. Dit is een groot verlies voor de opstandige gewesten. Want Willem was een bezielend leider en de spil van het verzet tegen het Spaans bestuur.
Willems devies ‘Je Maintiendrai’ betekent ‘Ik zal handhaven’. De spreuk prijkt tegenwoordig nog altijd op het uniform van de landmacht.
-
Prins Maurits, een zoon van Willem van Oranje, is in 1585 al stadhouder geworden van Holland en Zeeland. Hij wordt bevelhebber van de troepen van deze gewesten. Op 8 maart 1589 vindt zijn benoeming plaats. Vanaf dat moment is prins Maurits bevelhebber van het Staatse leger op het hele grondgebied van de Republiek.
Maurits wordt de onbetwiste leider van de opstand. Hij wordt 1 van de toonaangevende veldheren van Europa. Hij reorganiseert en moderniseert het Staatse leger. Hij onderneemt na 1590 bijna jaarlijks een succesrijke veldtocht. Hierdoor valt een groot deel van Nederland in handen van de opstandelingen.
-
Met de succesvolle belegering van Steenwijk begint prins Maurits aan de veldtocht van dat jaar. Na Steenwijk vallen hem ook Coevorden en Ootmarsum in handen. Steenwijk ligt aan de strategisch belangrijke toegangsweg naar Groningen. De Spanjaarden beschouwen de sterke vesting als onneembaar. Dat maakt het voor Maurits extra aantrekkelijk om juist deze stad in te nemen.
Genie en artillerie spelen in die jaren bij elk beleg een belangrijke rol. Genisten heetten in die tijd ook wel ‘sappeurs’. Sappe betekent loopgraaf. Genisten leggen deze loopgraven aan. Dit is een belangrijke taak. Want de loopgraven brengen de aanvalstroepen tot vlak voor de muren van de vesting.
-
Op 13 augustus 1597 vaardigen de Staten-Generaal de Instructie voor de Admiraliteiten uit. Deze instructie legt in 100 artikelen de organisatie van het marinebestuur vast. De instructie voorziet in 5 admiraliteiten, te weten:
- Zeeland;
- Maze (Rotterdam);
- Amsterdam;
- Friesland;
- West-Friesland en het Noorderkwartier.
De admiraliteit van Amsterdam maakt in het algemeen de dienst uit. Dit college neemt het grootste deel van de activiteiten van 's lands zeemacht voor zijn rekening.
De admiraliteitsraden
De admiraliteitsraden staan hiërarchisch onder de (stadhouder-)admiraal, in de regel per gewest vertegenwoordigd door een luitenant-admiraal. De Staten-Generaal benoemen de raadsleden van de admiraliteiten. Dit gebeurt op voordracht van de provincies. Ook vertegenwoordigers van de landprovincies behoren tot de raadsleden. De admiraliteitscolleges zijn generaliteitsorganen, maar de invloed van de gewesten is groot. De gezamenlijke vergaderingen van afgevaardigde raden van de admiraliteiten brengen hierin geen verandering.
Taken
De colleges innen en beheren de in- en uitvoerrechten, de zogenoemde convooien en licenten. Zoals staat omschreven in de Instructie voor de Admiraliteiten. Verder benoemen de colleges de lagere officieren. De stadhouder of de Staten-Generaal stellen de vlagofficieren en kapiteins aan. Dat gebeurt op voordracht van de admiraliteitscolleges.
De admiraliteitsraden hebben ook juridische bevoegdheden. Zo spreken zij recht over zware misdrijven en beoordelen zij de rechtmatigheid van buitgemaakte schepen en ladingen.
De belangrijkste taak is het bouwen, onderhouden en uitrusten van de oorlogsvloot. De Staten-Generaal stellen hiervoor algemene richtlijnen op.
Walorganisatie
De 5 admiraliteiten hebben ieder een eigen walorganisatie met kantoren, werven en magazijnen. De admiraliteitscolleges betalen dit uit de opbrengsten van de in- en uitvoerrechten en aangevuld met generaliteitssubsidies.
Looptijd
De instructie blijft tot 1795 van kracht.
-
De Slag bij Nieuwpoort is de bekendste slag uit de Nederlandse geschiedenis. Prins Maurits is eigenlijk op weg naar Duinkerken. Hij wil daar de beruchte kapers aanpakken. Maar onderweg stuit hij bij het havenplaatsje Nieuwpoort op een vijandelijke troepenmacht. Deze troepen staan onder bevel van landvoogd Albrecht van Oostenrijk en de Spaanse generaal Mendoza. Het is Maurits eerste echte veldslag. Hij behaalt een klinkende overwinning.
-
Prins Maurits wil in de zomer van 1602 de Spaanse legers in de Zuidelijke Nederlanden aanvallen. Maar de Spanjaarden ontwijken de slag. Daarom keert Maurits terug naar het noorden. Hij belegert met 20.000 man de belangrijke vesting Grave aan de Maas.
De verdediging beschikt nauwelijks over meer dan 1.500 man. Het rekent op hulp van een ontzettingsleger. Maar Maurits heeft de stad goed omsingeld. Daarnaast beschermt hij zijn eigen troepen met veldversterkingen tegen een aanval van buiten.
De verdedigers beschikken over veel uithoudingsvermogen, zodat het beleg toch nog de hele zomer duurt. Uiteindelijk geeft het garnizoen zich in september over. Net op tijd voor Maurits. Want door het snel stijgende waterpeil in de Maas zou hij het beleg spoedig hebben moeten staken.
-
Een Nederlandse oorlogsvloot onder viceadmiraal Jacob van Heemskerck vernietigt een grote Spaanse vloot bij de rots van Gibraltar. Maar Van Heemskerck overleeft de slag niet. Het is een gedurfde onderneming. Nog niet eerder heeft een Nederlandse oorlogsvloot zo ver van huis slag geleverd. Bovendien zijn de Spaanse galjoenen veel groter en zwaarder bemand en bewapend dan de spiegelschepen van de Republiek.
Het krijgsplan van Van Heemskerck gaat uit van het in die tijd gebruikelijke entergevecht. Hierbij vallen de Nederlanders steeds met 2 schepen 1 groter Spaans galjoen aan. Dit levert een klinkende overwinning op, maar weinig buit.
Het belang van de slag is dan ook vooral mentaal. De opstandige Nederlanden toonden in hun strijd tegen Spanje aan, ook ver buiten de eigen kustwateren te kunnen toeslaan. En dat maakt niet alleen op het Iberisch schiereiland, maar ook in Nederland zelf veel indruk.
-
In 1609 sluiten de opstandige gewesten en Spanje een wapenstilstand. Hiermee komt na jaren onderhandelen een einde aan de eerste fase in de Tachtigjarige Oorlog. Het betekent een feitelijke erkenning van de Republiek.
In 1621 gaat de strijd, zowel te land als ter zee weer verder. Maar het karakter van de strijd is anders. Het noord-Nederlandse grondgebied is min of meer bevrijd. De strijd is voortaan defensief en voltrekt zich langs de grenzen waar talrijke vestingsteden zijn.
-
Piet Heyn ligt ’s nachts met 20 schepen en 11 jachten van de West-Indische Compagnie bij Cuba. Een Spaanse zilvervloot van 18 schepen afkomstig uit Mexico zeilt dwars door de Nederlandse vloot heen. De Nederlanders weten direct 9 schepen te nemen, maar de 6 belangrijkste ontsnappen.
Overmeestering Spanjaarden
De vloot van Piet Heyn zet de achtervolging in en probeert de Spanjaarden de pas af te snijden. De Spaanse schepen zijn erg zwaar beladen en kunnen zichzelf nauwelijks verdedigen. De Spanjaarden moeten uitwijken naar de baai van Matanzas. Maar zij lopen vast aan de grond en zijn volkomen weerloos.
Tijdens een chaotische poging tot ontruiming gaat ook de Spaanse admiraal aan wal. Piet Heyn en de zijnen overmeesteren de achtergeblevenen eenvoudig. Het kost ze niet meer dan een paar salvo’s met geschut en musketten.
De buit
Piet Heyn maakt een hoeveelheid zilver buit ter waarde van 7,8 miljoen gulden. Maar ook andere koloniale waren. Zoals parels, goud, verfstof, zijde, huiden en amber. De waarde hiervan is 3,7 miljoen gulden. De Republiek viert de verovering van de Zilvervloot bij Cuba uitbundig. Want de Spaanse vijand is een gevoelige slag toegebracht.
-
Met de succesvolle belegering van ‘s-Hertogenbosch maakt Frederik Hendrik naam in heel Europa. ’s-Hertogenbosch is een strategisch belangrijke vestingstad. De stad beheerst Brabant en de toegangswegen tot de Veluwe, Utrecht en Holland. Frederik Hendrik verzamelt 24.000 infanteristen bij de stad, maar ook 4.000 ruiters en 116 kanonnen.
De Spanjaarden willen de stad tot elke prijs verdedigen en sturen verschillende legers om de belegeraars te verjagen. De Republiek moet alles op alles zetten om de Spaanse aanval af te slaan. De Spaanse legers worden verslagen, waarbij vooral de Veluwe oorlogstoneel is. De oorlog verwoest het hele gebied.
Frederik Hendrik zet ondertussen de belegering voort. Hij overmeestert de stad na een beleg van 4,5 maand.
-
Frederik Hendrik onderneemt in 1632 een veldtocht langs de Maas. Hij wil Maastricht veroveren en zo diep doordringen tot in Limburg en Brabant. De bedoeling is ook daar een volksopstand te ontketenen. Onder het oog van 2 vijandelijke legers slaagt hij er in korte tijd in de vesting te overmeesteren.
-
In 1634 besluit de West-Indische Compagnie ‘tot bemachtiginge van het eylandt Curaçao om te hebben een bequame plaetse, daer men sout, hout ende anders mocht becomen, ende van deselve plaetse den viant in West-Indiën te infestere’.
Met 200 man verovert Johannes van Walbeeck het eiland in 3 weken. De Spaanse bezettingsmacht bestaat uit 32 man en staat onder bevel van Lope Lopez de Morla. Van Walbeeck mat de Spanjaarden af in achtervolgingen en kleine schermutselingen.
Spanjaarden geven zich over
Op 21 augustus geven de Spanjaarden zich over. De Hollanders brengen hen 5 dagen later samen met een groot gedeelte van de Indiaanse bevolking over naar de Venezolaanse kust. Daar komen ze vrij. Van Walbeeck wil niet teveel Indianen op Curaçao. Hij vindt ze ‘gansch paeps ende niet te vertrouwen’. Ongeveer 20 Indiaanse gezinnen blijven achter in dienst van de Nederlanders.
-
De Nederlandse vloot onder Maerten Tromp verslaat de 'vierde' armada. Deze staat onder bevel van de Spaanse admiraal Don Miguel d'Oquendo. De ontzagwekkende Spaans-Portugese vloot bestaat uit 67 schepen met 1.700 kanonnen en 24.000 man. Tromp jaagt de armada met maar 30 schepen tussen 15 en 18 september de rede van Duins op. Hij sluit ze op tot zijn eigen vloot is aangegroeid tot 95 schepen en 11 branders.
Tromp valt aan
Op 21 oktober draait de wind naar het westen en zet Tromp de aanval in. In de beperkte ruimte van de rede ontstaat verwarring bij de Spaanse schepen. Er lopen er al snel 22 aan de grond. Nederlandse branders vernietigen 17 van deze schepen, waaronder de Santa Teresa. Dit is het vlaggenschip van de Portugese admiraal.
Grote Spaanse verliezen
Tromp vernietigt meer dan 40 Spaanse schepen. Hij schiet ze in de grond of verbrandt ze. Hij brengt er 14 als prijs naar de Republiek. De Spaanse verliezen bedragen 7.000 man, waarvan 1.800 krijgsgevangenen. De Nederlandse vloot verliest maar 1 schip en nauwelijks 100 man. Uiteindelijk bereiken maar 18 Spaanse oorlogsbodems behouden de haven van Duinkerken.
In Spanje dringt eindelijk het besef door dat de Nederlanden niet door armada’s te heroveren zijn.
-