United Nations Observer Group in Lebanon (UNOGIL)

Duur missie
12 juni 1958 - 9 december 1958
Aantal militairen
19
Dodelijke slachtoffers
geen
Dapperheidsonderscheidingen
geen

In Libanon, onafhankelijk sinds 1943, speelden maronitische christenen lange tijd de hoofdrol in het landsbestuur. Ook in het economische leven hadden zij de meeste invloed. Maronieten vormden tot de jaren ’50 de grootste bevolkingsgroep. Het aantal soennitische en sjiitische moslims groeide evenwel gestaag. Zij werden echter op verschillende manieren achtergesteld. Ontevredenheid daarover sloeg uiteindelijk om in geweld.

Bij de onafhankelijkheid in 1943 hadden de leiders van de 3 voornaamste bevolkingsgroepen een Nationaal Pact afgesloten. Dit verdeelde de macht tussen de maronieten, de soennieten en de sjiieten. De president zou een maroniet zijn; de premier een soennitische moslim. Het pact stond een aantal jaren borg voor de politieke stabiliteit in Libanon.

Vlam in de pan

Binnen 10 jaar nam het aantal moslims flink toe. Toch kregen zij niet meer invloed in het landbestuur en het economische leven. Ook lag hun levensstandaard vaak lager dan dat van maronieten. Sjiieten en soennieten voelden zich daardoor in toenemende mate gekleineerd. Verdere onvrede werd gevoed door de pan-Arabische, nationalistische wind die in de Arabische wereld opstak.

Na de moord op een journalist in mei 1958 sloeg de vlam in de pan. In heel het land braken gevechten uit tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Het regeringsleger kon de gewelddadigheden niet het hoofd bieden. Na enkele weken was het gezag van de regering beperkt tot het westelijke deel van het land. Hier bevond zich ook de hoofdstad Beiroet.

Waarnemersgroep

Het zuiden, oosten en noorden werden beheerst door rivaliserende groeperingen. De Libanese regering beschuldigde Egypte en Syrië ervan de opstand met materieel en personeel te steunen. Libanon diende daarom op 22 mei 1958 een klacht tegen deze landen in bij de VN-Veiligheidsraad.

Enkele weken later, op 11 juni, besloot de Veiligheidsraad een waarnemersgroep uit te zenden: de United Nations Observer Group in Lebanon (UNOGIL). UNOGIL moest vaststellen of er sprake was van infiltratiepogingen vanuit Syrië en illegale wapenleveranties. UNOGIL mocht niet actief bemiddelen of met geweld de aanvoer van wapens verhinderen.

Nederlandse waarnemers

De waarnemingsmissie werd op een zelfde manier samengesteld als de United Nations Emergency Force (UNEF). Om snel met de missie te kunnen starten, werden 10 waarnemers van United Nations Truce Supervision Organization (UNTSO) overgeheveld naar UNOGIL. Zij vormden de staf en bereidden de komst van meer waarnemers voor. Hieronder waren ook 2 Nederlanders.

De eerste 5 waarnemers arriveerden al op 12 juni. Zij vestigden hun hoofdkwartier in Beiroet. Binnen enkele dagen zou het aantal waarnemers oplopen tot 100 militairen uit 21 landen. Nederland stelde een medisch officier en 18 waarnemers beschikbaar. Begin december 1958 werd UNOGIL opgeheven nadat Libanon zijn klacht over de bemoeienis van Egypte en Syrië had ingetrokken.