No.2 (Dutch) Troop

De ‘Nederlandse’ vrijwilligers voor de commandotroepen kwamen overal vandaan. Er waren inderdaad Nederlanders bij. Zij waren na de Duitse inval op 10 mei 1940 naar Groot-Brittannië gevlucht. Anderen kwamen uit Amerika, Canada en Zuid-Afrika. Sommigen spraken niet eens Nederlands.

Vergroot afbeelding Groepsfoto van vrijwilligers bij de commandotroepen.
De eerste 48 vrijwilligers van de commandotroepen.

Eerste vrijwilligers

De 48 eerste vrijwilligers werden verdeeld in 4 groepen. Op 22 maart 1942 vertrokken zij naar 4 verschillende opleidingscentra van Britse commando’s. In mei kwamen ze weer samen in Achnacarry. De opleiding in ‘hell on earth’ was loodzwaar, maar 25 man haalden het einde. Zij kregen de felbegeerde distinctieven van een commando. Op 29 juni 1942 vertrokken ze naar het plaatsje Troon aan de Schotse westkust, de oprichtingsplaats van No. 2 (Dutch) Troop.

Steeds meer commando’s

Van juli 1942 tot mei 1943 verbleef de troop in Porthmadog. Geleidelijk kwamen daar meer Nederlandse commando’s aan. Niet lang daarna kregen zij een opdracht. Ze werden onder bevel gesteld van een Britse commandobrigade en verscheept naar Zuidoost-Azië. Vlak voor het vertrek overhandigde prins Bernhard een rood-wit-blauwe richtvlag aan de troop.

In Azië

No. 2 (Dutch) Troop kwam in januari 1944 terecht in Poona in India. De commando’s zouden worden ingezet in Maleisië en op Sumatra. Die actie ging niet door. Voor het gros van de troop stond een jungletraining in Goa op het programma. Voor 5 van hen hadden de Britten iets anders in petto.

In de gelederen van het Britse No. 5 Commando vertrokken die 5 in maart 1944 naar Birma. Een Japans offensief in Arakan zette het Britse leger onder grote druk. Met steun van de commando’s weerstonden de Britten het offensief.  De 5 Nederlandse commando’s verdienden daarmee het eerste vaandelopschrift.

De commandant van No.2 (Dutch) Troop, kapitein J. Linzel, probeerde intussen zijn eenheid terug te krijgen naar Europa. De commando’s waren het wachten in Azië zat. Zij wilden op het eigen continent aan de slag. Hij kreeg zijn zin en in juli 1944 vertrok de voltallige troop naar Groot-Brittannië.

Terug in Europa

Zij liepen de landing in Normandië mis (D-Day), maar de oorlog was nog lang niet voorbij. Als eenheid werd de troop niet ingezet. Integendeel, de Nederlandse commando’s werden in kleine groepjes verdeeld. De Britten dropten 5 commando’s boven bezet Nederland om contact te leggen met het verzet. Weer 5 anderen traden aan als lijfwacht van prins Bernhard.

De rest verdeelden de Britten over Britse en Amerikaanse eenheden. Dit was voor operatie Market Garden, ook bekend van de film ‘Een brug te ver’. De Nederlandse commando’s kenden tenslotte de taal en de bevolking, maar zij vochten gewoon mee. In november 1944 streden de commando’s mee tijdens de bevrijding van het eiland Walcheren. Voor beide acties voert het korps een vaandelopschrift.

Daarna werd het rustig voor de Nederlandse commando’s. De troop was aardig gehavend. Een aantal commando’s ging daarom in het bevrijde Nederland op zoek naar nieuwe vrijwilligers. De nieuwe lichting scheepte in voor Groot-Brittannië, waar hen de zware commandotraining wachtte. Slechts de helft zou de eindstreep halen. De rest was niet goed genoeg om commando te worden.

Opgeheven

Enkele maanden na de bevrijding, in oktober 1945, werd No. 2 (Dutch) Troop opgeheven. Bijna tegelijkertijd werd de kiem gelegd voor het Korps Commandotroepen. Defensie richtte in Bloemendaal een ‘stormschool’ op. Het was een extra zware infanterietraining, die nauwelijks van de commandotraining was te onderscheiden. Niet voor niets is uit de Stormschool Bloemendaal in 1950 het KCT ontstaan.