Het korps paraat

Commando’s spreken tot de verbeelding als militairen die zeer zware en gevaarlijke missies uitvoeren. Het zijn soldaten die de grenzen van hun kunnen willen verkennen en verleggen.

Eerste commando’s

De wortels van de Nederlandse commando’s liggen in de Tweede Wereldoorlog. Het Britse leger trainde de eerste ‘groene baretten’ van No. 2 (Dutch) Troop. Zij maakten deel uit van No. 10 (Inter Allied) Commando. Die multinationale eenheid kon worden ingezet tegen nazi-Duitsland of tegen de Japanners in Azië. Daar dienden Nederlandse commando’s bij het Korps Insulinde.

Vanaf 1944 waren de Nederlanders ook aanwezig bij de opmars van de geallieerde troepen door West-Europa. Zij dienden bij de zogenoemde 'Jedburgh'-teams. Deze special forces werden achter vijandelijke linies gedropt om het lokale verzet te organiseren. Ook gingen ze mee als tolk of bemiddelaar. In Nederland waren zij in het najaar van 1944 actief bij de Slag om Arnhem. In het voorjaar van 1945 namen de 'Jedburghs' deel aan de bevrijding van Noord- en Oost-Nederland.

Vergroot afbeelding Militair aan het parachutespringen.
Een van de specialiteiten van een commando is aan het parachutespringen.

Nederlands-Indië

Tijdens de dekolonisatieoorlog in Nederlands-Indië van 1945 tot en met 1949 waren ook eenheden commandotroepen actief. Het ging om paracommando’s (rode baretten) en reguliere commando’s (groene baretten). De groene baretten behoorden tot de eenheid Depot Speciale Troepen (DST). Later werd dit het Korps Speciale Troepen (KST). In 1949 gingen de paracommando’s en gewone commando’s samen in het Regiment Speciale Troepen (RST).

Stormschool

In 1950 ontstond het Korps Commandotroepen (KCT) uit de infanterietrainingseenheid 6e Koninklijk Nederlands Infanterie Depot (6e KNID). Door het zware karakter van zijn opleiding had het sinds 1946 al de naam ‘Stormschool Bloemendaal’. De Stormschool was toen al het ‘paradepaardje’ van de Nederlandse krijgsmacht. De eenheid verhuisde in 1949 van Noord-Holland naar de Engelbrecht van Nassaukazerne in Roosendaal.

Parate compagnieën

In de jaren ‘50 kende het KCT 3 parate compagnieën: 104, 105 en 108 Compagnie Commandotroepen. In de jaren ’60 was er een reorganisatie. De accenten verschoven toen naar de taak van superverkenner. Alleen het 104 Waarnemings- en Verkenningscompagnie bleef over als parate eenheid van het KCT.

Organisatie KCT anno nu

Het Korps Commandotroepen liet na afloop van de Koude Oorlog vanaf 1989 de specifieke blik op waarneming en verkenning weer los. Het huidige korps is een allround special forces-eenheid. Deze eenheid treedt wereldwijd op in alle disciplines van de speciale militaire operaties.

In de laatste decennia waren er grote veranderingen op het wereldtoneel. Denk daarbij aan het einde van de Koude Oorlog en de toename van internationale crisisbeheersing. Denk ook aan de Amerikaanse Global War on Terror na ‘9/11’. Deze gebeurtenissen zorgden voor grote veranderingen bij het KCT. Deze veranderingen leidden tot een stevige groei van de eenheid en een verbreding van de taken en specialisaties. Ook leidden de veranderingen tot een oriëntatie op offensieve inzet.

De organisatie

Een kolonel leidt de special forces-eenheid uit Roosendaal. Die kolonel beschikt over een staf, georganiseerd in een Staf- en stafverzorgingscompagnie. Zijn organisatie bestaat verder uit:

  • een opleidingscompagnie;
  • de Opleidings- en Trainingscompagnie Speciale Operaties (OTCSO);
  • 4 operationele compagnieën: 103, 104, 105 en 108 Commandotroepencompagnie;
  • de Vaarschool.

Verder voert het KCT het beheer over de Defensie Paraschool en neemt het deel aan de Defensie Duikschool.